kunnen echter ook de coördinaten van bekende punten worden toegevoegd. Door coördinaten uit bijvoorbeeld het LKI-bestand toe te voegen, vindt zo aansluiting aan het LKI plaats. Na beide stappen vindt toetsing plaats. Vier typen metingen Detailmetingen onderscheiden zich van grondslagmetin gen door de diversiteit van de gebruikte meetmethoden. Het opstellen van een model voor de verwerking van de metingen is daardoor gecompliceerder. In SCAN-DETAIL worden de meetgegevens gestructureerd met behulp van vier typen metingen Tachymetrie Tachymetrie of voerstraalmeting bestaat uit richting en/of afstandmeting vanaf een opstelpunt naar twee of meer richtpunten met behulp van een theodoliet en/of elektronische afstandmeter. Onbekende parameters zijn de coördinaten van het opstelpunt en de richtpunten, een oriëntering en een schaalfactor. Ten behoeve van het model behoeft geen onderscheid te worden gemaakt tussen de vaste en de vrije opstelling en behoeven geen afzonderlijke oriënteringsrichtingen te worden gemeten. Voerstraalmeting. Ook kan onvolledige voerstraalmeting worden toegepast (alleen richting- of afstandmeting). Per voerstraal kan eventueel een excentriciteit of een dubbelpunt worden opgegeven, waarvoor de richting en afstand worden her leid. Aangegeven kan worden of de voerstraal tot de grondslag behoort, zodat deze metingen kunnen worden geselecteerd voor een afzonderlijke grondslagbereke ning. Ongecontroleerde voerstralen worden overigens buiten het model gehouden en achteraf berekend. Meetlijnen Bij de orthogonaal- of meetlijnmethode worden de punten vastgelegd door afstanden te meten over de meetlijn tot het voetpunt (voetpuntsmaat) en van het voetpunt tot het vast te leggen punt (loodlijn). Impliciet zijn er voor de bepaling van een punt vier waarnemingen verricht. Naast de genoemde meetbandafstanden zijn namelijk in het voetpunt een haakse en gestrekte hoek bepaald door in zichten of met een pentagoonprisma. Deze vier waar nemingen worden echter herleid tot twee waarnemingen, abscis en ordinaat, welke per definitie loodrecht op elkaar staan. Hierdoor worden tevens de coördinaten van de on belangrijke voetpunten uit het model geëlimineerd. Als 4 Meetlijn. onbekende parameters resteren dan de coördinaten van de oorsprong van meetlijn en de richtpunten, een oriënte ring en een schaalfactor. Ook hier kan onvolledige meet lijnmeting worden toegepast (alleen abscis of ordinaat). Aanvullend kan een zogenaamde trekmaat worden op gegeven. Matenseries De blok- en relatiematen aan en tussen de op te meten elementen (topografie, kadastrale grenzen) worden veel al in serie opgemeten. Daarbij kan de meetband worden doorgetrokken (verlengen) of worden haakse hoeken in de topografie verondersteld (rechthoekige polygoon). Met de matenserie kunnen dergelijke meetbandafstanden op efficiënte wijze worden ingevoerd. Tussen de meetband afstanden kunnen eventueel haakse of gestrekte hoeken worden opgegeven, welke dan tevens in het model wor den opgenomen. Losse controlematen kunnen overigens ook als onderdeel van de tachymetrie of meetlijnmeting worden opgegeven. Blok- en relatiematen. Geometrische relaties Bij detailmetingen spelen geometrische relaties als colli- neariteit, haaksheid en evenwijdigheid een belangrijke rol. Ze worden meestal niet expliciet gemeten, maar door de landmeter in het veld geconstateerd. Voorbeelden: een kadastrale grens loopt evenwijdig aan de gevel, drie gemeten punten van de trottoirband liggen op één lijn, de gevels van een nieuwbouwblok staan haaks op elkaar. SCAN-DETAIL kent drie typen geometrische relaties: collineariteit van drie punten (een punt op een lijnele- ment), haaksheid van twee lijnelementen en evenwijdig- NGT GEODESIA 94 - 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 6