een lokaal stelsel. Het Kadaster bewaart deze lokale
stelsels te zamen met het veldwerk in het recon
structiebestand, ten behoeve van de reconstructie
van kadastrale grenzen. Bij onvoldoende controle
kan aanvullende bijcodering van veldwerkgegevens
plaatsvinden;
tenslotte wordt een berekening uitgevoerd waarbij ook
de coördinaten van bekende punten worden be
trokken. De detailmeting wordt daarmee aangesloten
aan het te verdichten of bij te houden puntenveld. Het
Kadaster zal bijvoorbeeld door enkele punten uit de
detailmeting identiek te verklaren met al in het LKI-
bestand bekende punten, de meting kunnen inpassen
in LKI.
Voor elke berekeningsstap behoeft slechts een bereke
ningsoptie te worden veranderd. De punten- en metin
genbestanden blijven ongewijzigd. Deze stapsgewijze
berekening dient vooral om de foutopsporing overzichte
lijk te houden. We toetsen respectievelijk op fouten in de
grondslagmetingen, fouten in de detailmetingen en fou
ten in de (identiekverklaring met) bekende punten.
Toepassing van integrale vereffening
van detailmetingen
Bij integrale vereffening van detailmetingen worden in
principe dezelfde verwerkingsmethoden toegepast, die
de afgelopen jaren al voor grondslagmetingen gebruike
lijk zijn geworden. De vraag is gerechtvaardigd of derge
lijke strenge vereffeningsmethoden wel noodzakelijk zijn
voor de berekening van detailmetingen. De precisie van
detailmetingen voldoet in de regel toch aan de gestelde
eisen?
Integrale vereffening van detailmetingen dient dan ook
niet zozeer om de precisie van de resulterende coördina
ten te verhogen. De gezamenlijke vereffening van voer-
stralen en controlematen verbetert overigens wel de rela
tieve precisie van de detailpunten.
De integrale vereffening moet vooral de verwerking van
detailmetingen gebruikersvriendelijker maken, doordat
voor de verschillende verwerkingsstappen gebruik wordt
gemaakt van één rekenpakket. De volgorde-onafhanke
lijke vereffening en de systematische toetsing kunnen
ook de foutopsporing vereenvoudigen. Ook vervalt een
aantal beperkingen welke de meetconstructies opleggen
aan de landmeter. Zo behoeven bij voerstraalmetingen
geen afzonderlijke oriënteringsrichtingen te worden ge
meten. Moest een punt voorheen in één meetconstructie
volledig worden bepaald, bij integrale vereffening dient
een punt slechts te zijn vastgelegd in de detailmeting als
geheel. Onvolledige voerstraal- of meetlijnmeting is dus
mogelijk.
Daarnaast maakt integrale vereffening een betere kwali
teitsbeheersing van detailmetingen mogelijk. Met de
precisie- en betrouwbaarheidsbeschrijving kan een ob
jectieve beoordeling van de kwaliteit worden gegeven. Dit
maakt een verdere optimalisering van de meetopzet mo
gelijk (het zo efficiënt mogelijk realiseren van voldoende
controle).
Het mag duidelijk zijn dat integrale vereffening is bedoeld
voor die detailmetingen, waaraan een duidelijke eis van
controle is gesteld. Voor de produktie en bijhouding van
digitaal kaartmateriaal worden nogal eens ongecontro
leerde voerstraalmetingen gebruikt. Buiten de grondslag
is vereffening van de detailmeting in dat geval zinloos. Bij
bijhoudingsmetingen van bijvoorbeeld kadastrale gren
zen kan echter een controle-eis worden gesteld aan de
reconstructiepunten (punten waarmee de kadastrale
grens later kan worden gereconstrueerd). De integrale
vereffening kan dan ook betrekking hebben op dit ge
controleerde deel van de metingen. Ongecontroleerde
metingen aan de overige topografie worden dan later
Fig. 3. Vereffening inclusief blokmaten.
NGT GEODESIA 94 - 1
7