'a\ - sat. 2 aarde 1 schaduw 925 km. - zon V Fig. 1. Meting van de aardstraal volgens Eratosthenes. Het principe is uit te leggen met een vereenvoudigd model. Stel dat we twee satellieten hebben, die op ver schillende hoogten, h, en h2, in een cirkelbaan rondom de aarde bewegen. Vanuit een laserstation op aarde worden de hoogten h1 en h2 gemeten. De straal van de banen van de satellieten zijn a, en a2 en de straal van de aarde is R (fig. 2). We krijgen de volgende vergelijkingen: h, a, - R h2 a2 - R Uit de 3e Keplerwet volgt: (1) (2) Het principe van de methode Eratosthenes wordt nog steeds toegepast. Nu wordt de afstand nauwkeurig ge meten via een driehoeksnet, en het lengte en breedte- verschil wordt astronomisch gemeten. Vandaar dat Era tosthenes wel de vader van de geodesie wordt genoemd. Na Eratosthenes is er vele eeuwen niets gebeurd op dit gebied. Pas in 1615 introduceerde Snellius de methode van de driehoeksmeting. In 1735 en 1736 werd de methode van graadmeting toegepast door Bouguer van de Franse Akademie van Wetenschappen, om de af platting van de aarde te meten. Er werden twee graad metingen uitgevoerd, één dichtbij de equator in Peru, en de andere dichtbij de pool in Lapland. Er kwam uit dat de lengte van een breedtegraad in Lapland 900 m langer was dan in Peru. Dit correspondeert met een afplatting van 1 op 310. (De moderne waarde is 1 op 298,25.) Bepaling van de aardstraal uit satellietmetingen De moderne methode om de straal van de aarde te be palen, is uit laserafstandmetingen naar satellieten. Vanuit verschillende stations op aarde worden met behulp van laserstralen de afstanden naar satellieten gemeten. In Kootwijk is zo'n satellietwaarnemingsstation. Hiermee kan de ligging van deze stations tot op een paar centi meter nauwkeurig worden bepaald en hieruit is ook de straal van de aarde af te leiden tot op een meter nauw keurig. Fig 2. Aarde met sateiiietbanen. NGT GEODESIA 94 - 2 (3) t, en t2 zijn de omlooptijden van de satellieten, die nauw keurig kunnen worden gemeten. We hebben nu drie ver gelijkingen met drie onbekenden a1t a2 en R. Hieruit kan R worden opgelost: t 2/3 2 h2 - ph, R met p p-1 \t, In de praktijk moet men ook rekening houden met de excentriciteit van de sateiiietbanen, de afplatting van de aarde en de ligging van de laserstations. Men krijgt dan een groot aantal vergelijkingen, waaruit de aardstraal bij de equator en de afplatting van de aarde kunnen worden opgelost door een kleinste kwadratenvereffening. Bepaling van de aardstraal uit de kromming van de kim Als we op een hoogte h boven zeeniveau staan, dan is de horizon het horizontale vlak op ooghoogte. De kim is de grens tussen zee en lucht. Deze ligt iets lager dan de horizon. Het kleine hoekje tussen horizon en kim, a, wordt de kimduiking genoemd. Deze is afhankelijk van h. horizon Fig. 3. Meting van de aardstraal via de kromming van de kim. Uit fig. 3 volgt: R COS a R h of R h COS a 1 - COS a Daar a erg klein is, kunnen we de benadering invoeren. In de teller: cos a 1, en in de noemer: 1 - cos a V2 a2 (a in radialen) 2h dus R (4) 81

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 17