u
-
-
-
-
Formule (1) is identiek aan de formule zoals toegepast
bij de proef Dordrecht [8];
enkele specifieke maten voor de verschillende test
situaties.
Uitvoering van de test en testresultaten
Medewerking voor de uitvoering van de proef is verleend
door de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat
(Leica-systeem), het Kadaster in de provincie Utrecht
(Ned Graphics-systeem) en KLM Aerocarto. Bij de TU
Delft zijn de algoritmen toegepast met het systeem van
Zeiss Oberkochen.
Bij de analytische stereo-uitwerkingsinstrumenten kun
nen de algoritmen alleen worden toegepast tijdens de
detailmeting in een stereomodel. Daarom is met behulp
van roosterplaten een stereomodel gemaakt op schaal
1 3000. Binnen dit model worden de gebouwcoördina
ten van de gegenereerde meting ingesteld of aange
stuurd.
Voor en na toepassing van de algoritmen zijn per situatie
met formule (1) de standaardafwijkingen o en de grootste
verschilvectoren d berekend (tabel 1).
Situatie 6 is identiek aan situatie 2, alleen punt 10 is door
insnijding bepaald. Situatie 7 is identiek aan situatie 1,
alleen bij punt 5 en 8 is 25% extra ruis toegevoegd.
De tweede kolom van de tabel bevat de waarden na toe
voeging van ruis, dus vóór toepassing van de algoritmen.
7,,6
2''3 23
Situatie 1 (7) Situatie 3
114
3 6 7
Situatie 4
Situatie 5
1110
12
3 6 89
2 I—17
4 5
Situatie 6
Fig. 3. Zeven gesimuleerde testsituaties.
Situatie 1Gebouw met lage aanbouw bij de punten 5, 6, 7 en 8.
Situatie 2: Gebouw met enkele relatief korte zijden.
Situatie 3: Gebouw met schuine zijde bij de punten 5 en 6.
Situatie 4: Twee gebouwen op een onderlinge afstand van 0,4 mm
op kaartschaal (0,40 m in het terrein).
Situatie 5: Gebouwen op één lijn.
Situatie 6: Gebouw met een onzichtbare hoek bij punt 10, voor de
rest identiek aan situatie 2.
Situatie 7: identiek aan situatie 1, maar de punten 5 en 8 zijn slech
ter aan te meten dan de overige punten.
o en (d)
o en (d)
situatie
0
A
B
C
D
1
7,2 (22)
5,6 (16)
5,7 (17)
6,8 (21)
2
7,2 (22)
7,3 (32)
5,7 (18)
5,7 (17)
6,4 (22)
3
7,1 (22)
5,8 (16)
6,8 (25)
7,0 (22)
6,8 (22)
4
7,2 (22)
5,9 (17)
5,9 (17)
5,9 (17)
6,5 (25)
5
7,5 (22)
5,1 (17)
6,4 (24)
6
7,4 (22)
6,4 (29)
5,8 (16)
7,4 (38)
7
7,8 (23)
6,3 (24)
6,2 (18)
6,0 (18)
Tabel 1. Standaardafwijking o en grootste verschilvectoren (d) in cm
vóór (systeem O) en na toepassing van de algoritmen van
de systemen A t/m D op de situaties 1 t/m 7.
Omdat is uitgegaan van gebouwen met exact rechte hoe
ken waaraan ruis is toegevoegd, is te verwachten dat na
toepassing van de algoritmen de standaardafwijkingen
kleiner worden.
In tabel 1 corresponderen de letters A t/m D met de in de
inleiding genoemde bedrijven. Doordat bepaalde syste
men sommige situaties niet aankunnen of door gebruik
van een foutieve codering en andere onbekende oor
zaken, is tabel 1 niet volledig. Systeem A heeft een
routine om de metingen van situatie 5 te verwerken. Deze
routine was echter ten tijde van de proef niet getest.
Indien het kleiner worden van de standaardafwijkingen en
van de grootste verschilvectoren wordt gebruikt als be
oordelingscriterium van de resultaten in tabel 1, dan zijn
de conclusies:
bij systeem A worden voor de situaties 3 en 4 de stan
daardafwijkingen en grootste verschilvectoren kleiner.
De uitkomst voor situatie 2 voldoet niet;
bij systeem B worden alle standaardafwijkingen klei
ner. Verschilvectoren worden groter bij de situaties 3
en 6;
bij systeem C worden alle standaardafwijkingen klei
ner. Bij situatie 3 blijft de grootste verschilvector gelijk;
bij systeem D worden alle standaardafwijkingen klei
ner, behalve bij situatie 6. Grootste verschilvectoren
bij de situaties 2 en 3 veranderen niet; bij de situaties
4, 5 en 6 worden ze groter.
In tabel 1 is de standaardafwijking berekend per gebouw
situatie en niet per gebouwhoekpunt. Om nader te onder
zoeken welke verandering per punt optreedt, zijn voor
bepaalde karakteristieke punten van de situaties 1, 2, 3,
6 en 7 de standaardafwijkingen berekend en vergeleken
met de uitgangssituatie.
Situatie 1 is een gebouw met lage aanbouw bij de punten
5, 6, 7, 8. In de praktijk zullen de punten 5 en 8 foto-
grammetrisch slechter zijn aan te meten dan de overige
punten. Daarom is situatie 7 betrokken bij de bereke
ningen, waarbij aan de punten 5 en 8 25% extra ruis is
toegevoegd. Berekende standaardafwijkingen met n 2
in (1) en maximale verschilvectoren na toevoeging van
ruis en na squaring zijn vermeld in tabel 2.
Uit tabel 2 blijkt dat de verhoging van de standaard
afwijking van 7,5 naar 9,5 cm (25%) na squaring een
verhoging van de standaardafwijking oplevert van 21%
bij systeem B en 6% bij systeem C. Dus bij systeem B
werkt de extra ruis ook door na squaring. Bij systeem C
wordt de extra ruis na squaring verdeeld over de andere
punten.
12
10
8
5
Situatie 2
72
NGT GEODESIA 94 - 2