MVMRAR Aanpak horeca-overlast Het Detiptein is een concentratiegebied voor horeca. Het toepassen van stedelijke herverkaveling is één van de belangrijkste peilers binnen Seinpost Adviesbureau. Seinpost houdt zich voornamelijk bezig met het revitalise ren van (verouderde) winkelgebieden en bedrijfslocaties. Naast verantwoordelijkheid voor de onderzoeksfase neemt Seinpost (indien gewenst) ook de verantwoorde lijkheid op zich voor de uitvoering. Voorbeelden van enke le projecten zijn: herstructurering van de winkelgebieden Klarendal, Spijkerkwartier en Malburgen in Arnhem [2], centrum-management voor de Mercatorbuurt in Amster dam, verplaatsing van het raamprostitutiegebied in de wijk Spijkerkwartier in Arnhem en verbeteringsproces Witte de Withstraat in Rotterdam [1], Bij al deze projecten speelt stedelijke herverkaveling een belangrijke rol. Steeds vaker komt in deze projecten overlastgevende „horeca" voor. De negatieve uitstraling hiervan veroor zaakt in belangrijke mate de neerwaartse spiraal waarin een winkelconcentratie of zelfs een gehele buurt kan geraken. Een voorbeeld hiervan is de Mercatorbuurt in Amsterdam. De aanwezigheid van meer dan 25 „zeep poederbars" had een desastreus effect op de gehele buurt. Na sluiting van een groot gedeelte daarvan kon langzaam weer een begin worden gemaakt met de ver betering van de gehele buurt. De in de overlastgevende „horeca-bedrijven" uitgeoefen de activiteiten blijken naast de veelal prominente locatie in een wijk of (winkel)straat, in de praktijk de meest bepa lende factoren te zijn. De locatie kan juridisch meestal Negatieve uitstraling. 122 worden gestuurd; de in het pand uitgeoefende activiteiten blijken evenwel niet (juridisch) te beïnvloeden. Dit laatste is de kern van het probleem. Een actieve aanpak richt zich dan ook voornamelijk op de functie die in het pand wordt uitgeoefend. De voor de verbetering van de omgeving benodigde wijzi ging van exploitatie of verplaatsing van bedrijven is niet eenvoudig. Meestal beschikt de horeca-exploitant over de benodigde vergunningen voor een bepaalde wijze van exploitatie en daarnaast over rechten om het pand als zo danig te gebruiken. Deze laatste kunnen voortvloeien uit het eigendomsrecht over het pand of een gebruiksrecht, meestal in de vorm van een (onder)huurovereenkomst. Wijzigingen in deze rechten blijken in de praktijk moeilijk te zijn. Het eigendomsrecht is namelijk het meest ver strekkende recht dat een rechtspersoon over een object kan uitoefenen, terwijl de huurder door de wetgever stevig wordt beschermd. Zelfs huurders die de bepalin gen in een huurcontract nagenoeg niet nakomen of zich niet volledig houden aan de voorwaarden in een vergun ning, kunnen nauwelijks worden aangepakt. Hoewel met het huidige instrumentarium een deel van de overlastproblemen kan worden voorkomen, blijkt met name het bestrijden van overlastgevende situaties in de praktijk moeilijk te verlopen. Voordat zal worden inge gaan op de wijze waarop in de praktijk met dit probleem wordt omgegaan, zullen eerst de (on)mogelijkheden van het huidige publiekrechtelijke en privaatrechtelijke instru mentarium worden nagegaan. De mogelijkheden van het huidige instrumentarium worden met name bepaald door de vraag in hoeverre beperkingen kunnen worden aange bracht in de gebruiksmogelijkheden van horecapanden. Deze beperkingen kunnen zowel liggen binnen het con tract (privaatrechtelijke beperkingen) als binnen publiek rechtelijke regelingen op zowel rijksniveau als gemeente lijk niveau (publiekrechtelijke beperkingen). Huidig publiekrechtelijk instrumentarium De publiekrechtelijke beperkingen van de gebruiksmoge lijkheden van horecapanden kunnen voortvloeien uit diverse regelingen. Op rijksniveau zijn daarvan het be stemmingsplan en de leefmilieuverordening het meest relevant. Het bestemmingsplan is gebaseerd op de Wet op de Ruimtelijke Ordening en kan worden ingezet om de bestemming en de gebruiksmogelijkheden van gronden te reguleren. Het motief van de regulering moet zijn ge legen in de ruimtelijke ordening. Voor de regulering van horecapanden betekent dit dat in de praktijk wel een regulering van het aantal horecabedrijven kan plaats vinden, maar niet of nauwelijks van hun soort [3]. Ook door middel van een leefmilieuverordening op basis van de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing kan het aantal horecavestigingen aan een maximum worden verbonden. Hoewel de leefmilieuverordening dient tot wering en stuiting van de achteruitgang van de woon- en werk omstandigheden in een gebied, kan echter ook de leef milieuverordening niet voorkomen dat een bonafide hore cabedrijf bij overname overgaat in een drugs-coffeeshop. De gemeente kan daarnaast een verordening opstellen, die is gericht op het tegengaan van horeca-overlast. Deze verordening vindt zijn basis in de artikelen 168 en 221 van de huidige Gemeentewet. Hierin wordt aan de gemeente raad de bevoegdheid toegekend om verordeningen op te stellen, die in het belang zijn van de openbare orde. De NGT GEODESIA 94 - 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 10