Huidig privaatrechtelijk instrumentarium
burgemeester is verantwoordelijk voor de uitvoering van
deze verordening. In de praktijk betekent dit, dat voor de
vestiging of wijziging van de exploitatie van een horeca
bedrijf een zogenaamde overlastvergunning is vereist.
Een aanvraag wordt getoetst aan de vraag of exploitatie
van het horecabedrijf de woon- of leefomstandigheden in
de omgeving zal aantasten. Indien aantasting valt te ver
wachten, zal de vergunning worden geweigerd. Ook met
behulp van de overlastvergunning kan het maximum aan
tal vestigingen worden gereguleerd. Een onderscheid in
verschillende soorten horecabedrijven is met de overlast
vergunning in tegenstelling tot bestemmingsplan en leef
milieuverordening wel mogelijk indien dit is gebaseerd op
het motief van de openbare orde. Een onderscheid naar
verschillende soorten sluitingstijden valt daar in ieder ge
val onder. Een probleem is evenwel dat als eenmaal een
overlastvergunning is verleend voor een pand, overname
weer vaak oncontroleerbaar kan plaatsvinden.
Met de huidige publiekrechtelijke instrumenten blijkt het
alleen mogelijk te zijn om het aantal horecabedrijven te
reguleren en niet om een onderscheid te maken tussen
verschillende soorten horecabedrijven. Om tot een kwali
teitsverbetering van het horeca-aanbod te komen of te
voorkomen dat een gebied afglijdt, is zo'n onderscheid
echter wel gewenst. Bij een kwaliteitsverbetering zijn
horecabedrijven waar illegale activiteiten plaatsvinden
(zoals handel in drugs) meestal ongewenst. Omdat voor
illegale activiteiten geen vergunningstelsel kan worden
ingesteld, zal gebruik moeten worden gemaakt van ande
re mogelijkheden, zoals privaatrechtelijke beperkingen.
Bij privaatrechtelijke beperkingen van de gebruiksmoge
lijkheden kan zowel worden gedacht aan beperkingen ten
aanzien van de eigenaar als de gebruiker. De beper
kingen ten aanzien van de gebruiker zijn daarbij het
belangrijkste, omdat het veelal de gebruiker en niet de
eigenaar is, die voor de overlast zorgt. Door het reguleren
van de gebruiker wordt de overlastgevende partij direct
aangesproken. Het gaat daarbij meestal om beperkingen
van het gebruik die zijn aangebracht in een huurovereen
komst. Vanuit Seinpost wordt daarbij sinds enige tijd
geëxperimenteerd met het opnemen van anti-drugsclau
sules in een huurcontract [4], Zo'n clausule verbiedt het
een huurder nadrukkelijk om in het pand te handelen in
drugs. De huurder geeft bij het afsluiten van het huur
contract aan hiermee in te stemmen. Indien een huurder
zich hieraan niet houdt, is er in principe sprake van wan
prestatie en kan het huurcontract worden ontbonden.
Daarnaast kunnen ook andere gronden bestaan om een
huurovereenkomst te ontbinden of te beëindigen, zoals
het niet gebruiken van het gehuurde overeenkomstig het
geen een goed huurder betaamt.
Voor al deze mogelijkheden gelden echter beperkingen:
het is moeilijk wanprestatie van de huurder aan te
tonen;
het bewijs van de handel in drugs als basis voor een
wanprestatie stuit veelal op problemen;
de rechter is zeer streng bij het beoordelen van de
wenselijkheid om een contract te ontbinden (niet
zelden besluit de rechter de gebruiker nog een kans te
geven);
de ontbinding van een huurcontract vergt een vrij
lange procedure, waardoor de daadwerkelijke ontrui
ming nogal eens op zich laat wachten.
Het ontbinden en beëindigen van een huurcontract leidt
dan ook niet in alle gevallen tot een bevredigend resul
taat. Wel gaat van het opnemen van een anti-drugs-
clausule een preventieve werking uit door de signaal
functie die deze bepaling heeft richting gebruikers.
Problemen
Zoals gezegd is het met de bovengenoemde instrumen
ten in enige mate mogelijk om horeca-overlast te voor
komen, maar is het niet mogelijk om bestaande situaties
effectief te bestrijden. Het instrumentarium schiet daartoe
tekort. Daarnaast speelt ook de kenbaarheid van de feite
lijke situatie een belangrijke beperkende rol. Indien niet
bekend is wie de feitelijke exploitant is die in een bepaald
pand een horecabedrijf uitoefent, is het moeilijk om zo'n
bedrijf aan te pakken met een instrumentarium dat op de
aanpak van de wijze van exploitatie in het pand is gericht.
Als voorbeeld zijn in het kader de rechtsverhoudingen
van een in de praktijk niet zelden aangetroffen situatie
beschreven.
De hier beschreven situatie is eerder regel dan uitzonde
ring. In dit geval gaat het om het reeds genoemde Deli-
plein. De daar ontstane situatie is een gevolg van een te
tolerant beleid van de gemeente en het niet adequaat in
vullen en beheren van de panden. Het probleem is dat er
publiekrechtelijk niet meer tegen valt op te treden. De ver
gunningen zijn immers verleend en het bestemmingsplan
laat de vestiging van aanwezige horecabedrijven toe.
Ook privaatrechtelijk zijn de sturingsmogelijkheden van
Pand vóór (links) en na (rechts) de aanpak.
NGT GEODESIA 94 - 3
123