Een grensregeling en wat
landmeterij in het Friese veen
gedurende de jaren 1564-1566
Inleiding
door H. Holsbrink, lid van de werkgroep Geschiedenis der Geodesie van de Nederlandse
Commissie voor Geodesie.
SUMMARY
A delimitation in the Frisian peateries during the years 1564 - 1566
Based on historical records the work of surveyors in the Frisian peateries in the sixteenth century is
described. The role of surveyors was in particular to monitor the exploitation of the peateries.
Keywords: Surveying, land registration, history.
Trefwoorden: Landmeetkunde, grondregistratie, geschiedenis.
Wanneer de opgroeiende jeugd van noordoost Friesland
zich in het weekend spoedt naar het uitgaanscentrum
„Quatre Bras", is zij zich er niet van bewust dat zij zich
begeeft naar het hart van een oud hoogveengebied.
Evenmin heeft zij er weet van dat dit veen eertijds getooid
werd met de naam „Bergumerveen" of „Berrafeen", zo
als in oude oorkonden ook wel wordt geschreven. Quatre
Bras staat hier voor het in het begin van de vorige eeuw
ontstane kruispunt van de rijkswegen Leeuwarden-
Groningen en Dokkum-Drachten. Hiermee is globaal de
positie van het Bergumerveen aangeduid. De naam is
echter in het hedendaagse spraakgebruik verdwenen:
men woont niet meer op het Bergumerveen. Ook in koop
akten wordt niet meer in de nadere omschrijving van het
verkochte vermeld dat het op het Bergumerveen is ge
legen.
Fig. 1. Nieuwe Caart van Frieslandt".
Voor de eeuwwisseling van 1800 was dat evenwel vol
strekt anders. In een periode die loopt vanaf 1390, zijn er
meer dan honderd koop- en hypotheekakten die ver
melden dat het betreffende onroerend goed is gelegen op
het Bergumerveen. Dat dit toponym is verdwenen, kan
naast het verdwijnen van het oorspronkelijk bewonings-
patroon ook komen doordat het op een uitzondering na
niet op kadastrale, topografische of andere oude kaarten
voorkomt. Slechts op de „Nieuwe Caart van Frieslandt"
van 1739 komt de naam als „Bergerveen" voor (fig. 1).
Maar gelukkig geven de al eerder genoemde akten met
andere archiefstukken informatie over de historie van dit
hoogveengebied. Hieruit blijkt onder andere dat het veen
in hoofdzaak vanaf de middeleeuwen tot de 17e eeuw in
exploitatie is geweest.
NGT GEODESIA 94 - 3
Grensregeling in het veen
Wanneer een veengebied met een redelijke diepte ge
ruime tijd in vervening is, de eigendom in handen is van
ruim twintig eigenaren en de grenzen in het terrein niet zo
duidelijk zijn gemarkeerd, kan het niet uitblijven dat er
grensconflicten ontstaan. Zo ook in het Bergumerveen,
hetgeen blijkt uit een soort proces-verbaal uit 1565, be
staande uit 153 regels tekst. Het stuk is opgesteld door
Pieter van Dekema, die zich in de aanhef van het stuk
Ridder ende Raedt in den Hove van Frieslandt" noemt.
In de encyclopedie van Friesland wordt hij vermeld als
mede-oprichter van de „Dekema, Cuyck en Foeytscom-
pagnie". Deze onderneming nam in diezelfde eeuw de
vervening van Schoterland ter hand. Uit dien hoofde had
hij dus wel enige ervaring met het veenbedrijf en kan hij
zodoende worden gekenschetst als één van de „Heren"
van het „Heerenveen".
We zullen waar mogelijk het proces-verbaal voor zichzelf
laten spreken. In de eerste plaats lezen we dat Watsche
van Camminge, Schelte van Liauckema en Doeke van
Martena zich tot Dekema wenden met het verzoek naar
het Bergumerveen te komen. Wie zijn bovengenoemde
heren? We kunnen hen rekenen tot de lage Friese adel.
Maar het is wellicht beter te schrijven over hoofdelingen
of heerschappen, eigenaren van stenen huizen en lande
rijen. Zij vragen Dekema om naar het veen te komen om
ende aldaer voir mij t'ontbieden ende doen roepen
alle die feengenooten, hebbende feenen op 't noird ende
zuyden van Bergumerveenen".
In augustus 1564 is het zover dat Dekema aan het ver
zoek voldoet en de venen aan de noordzijde in ogen
schouw neemt. In september 1565 is hij weer ter plaatse
en inspecteert nu ook de zuidzijde van de venen. Alle
veengenoten gelegen „tusschen de voorbenoemde limi-
ten" worden opgeroepen te verschijnen.
Het proces-verbaal geeft dan een omschrijving van de
„voorbenoemde limiten":
aan de noordzijde: „de Groeningerswette" (de oude
grietenijgrens tussen Achtkarspelen en Tietjerkstera-
deel);
aan de westzijde: „de Wymbritseraswette" (mogelijk
oostelijk van het dorpsbehoren van Hardegarijp);
aan de oostzijde: „de Smidtshage of Enge swette"
(mogelijk westelijk van het huidige Noordbergum).
Het is merkwaardig, dat de zuidgrens niet is omschreven.
Overigens schijnt het voor de opsteller dus wel belangrijk
131