Registratie van veeneigendommen
te zijn geweest de uiterste begrenzingen van het veen te
omschrijven.
Na de opsomming van die grenzen wordt vermeld dat
„gesworen landmeters" Dekema bijstaan in zijn werk.
Hun namen worden niet vermeld; evenmin weten we iets
over hun opleiding. De Franeker universiteit bestond
evenals de andere universiteiten in dat jaar nog niet. Het
blijkt dat de landmeters bij de Smidtshage begonnen met
het controleren van de breedte van ieders part veen, dus
vanaf het oosten in westelijke richting.
Wanneer Dekema en de veengenoten in het terrein ver
schijnen, kan een eerste conclusie worden getrokken:
bevonden dattet getal van roeden dy een yder feen-
genoet aldaer pretendeerde accordeerde". De land
meters hebben blijkbaar ,,in roeden" gemeten; hierover
zullen in een volgend artikel nog wat bijzonderheden wor
den vermeld.
De bovengenoemde conclusie spreekt voor zich: de
breedten kloppen kennelijk wel. Maar zo schrijft Dekema
verder: de maten aan de noordzijde van het veen komen
overeen met de breedte aan de zuidzijde van het veen
,,vuer een quaden vyuytgesondert".
De landmeters hebben zich waarschijnlijk beperkt tot het
controleren van breedten aan de noord- en zuidzijde van
het veen. Maar kennelijk is er toch iets mis met de even
wijdigheid van de grenzen van één der parten van het
veen.
Het proces-verbaal gaat dan verder met het volgende:
,,Dat die paelen int midden van dieselve feenen (in) oude
re tijden voir een scheydinge geset ende geslagen een
weynich mosten wijeken ende verset worden, opdat een
yder nochtans boeven ende beneden, in 't zuyden ende
noirden op zijne oude plaats ende in zijne oude gelegen
op te limiten wel moghe blijven".
Kortom, een situatie die veel vakgenoten wel bekend
voorkomt: de landmeters constateren verschillen, eerder
geslagen grenspalen staan niet meer op de juiste plaats,
de oorspronkelijke grenssituatie moet worden hersteld.
Dat er geschillen en kwesties waren over de ligging van
de grenzen, blijkt ook uit de volgende zinsneden:
Anders dan dat zommige deur quade raeminge van
heur gravers in malcander feenen een weynich te nae
gegraven ende heur op metinge ofte raeminge qualicken
gelecht hadden die wereken aen d'een of andere zijde,
niet houdende heur rechte brete. Die roedtalen moesten
wijeken ais bij oculaire inspectie bevonden is".
Uit het 16e eeuwse Nederlands kunnen we als conclusie
van Dekema lezen dat de gravers in het veen er, wat de
grenzen betreft, maar een potje van hebben gemaakt. Uit
het proces-verbaal blijkt ook dat Dekema de beschikking
had over „seeckere oude register", waarin voor iedere
eigenaar de breedte van zijn aandeel veen in roeden
werd vermeld.
Deze gegevens verstrekt hij aan de landmeters om, zo
schrijft hij, ,,de feenen heur competeerende toegemeten
doen affdeylen ende bepaelen". Met andere woordende
grenzen worden met behulp van de gegevens uit het
oude register gereconstrueerd. Kennelijk was er dus vóór
1564 al een soort van eigendomsregistratie van deze
venen aanwezig.
Nadat de metingen gereed zijn, vindt er klaarblijkelijk nog
een tweede verbetering plaats, aldus: ,,die feengenoeten
aende noirdzijde heure middelste paelen aisoe nae dese
onse leste metinge een weynich moste verschicken ende
westelijker geset worden".
Tijdens het hele gebeuren blijkt dat Dekema niet eigen
machtig en autoritair tewerk gaat, want zo schrijft hij over
deze verbetering: ,,Soe heb ick die selve veranderinge
sonder heure weten ende consent nijet willen doen". Wij
kunnen nog veel van hem leren.
Daarna moeten de 22 veengenoten op 27 september
1565 in Leeuwarden voor hem verschijnen; zij verklaren
dan te kunnen instemmen met zijn conclusies. Door
ondertekening wordt het proces-verbaal een soort akte
van grensregeling, die een einde maakt aan een on
zekere ligging van de begrenzingen van de verschillende
venen. De veengenoten verklaren dan nog ,,dat zij wei
tevreden waren ende heur daeraen in toecomende tijden
willen reguleren".
Tenslotte krijgt mr. Adriaen van Cronenburch, secretaris
van de grietenij Tietjerksteradeel, opdracht en volmacht
de venen ,,met een gruppei te doen scheyden ende be-
graeven, opdat in toecomende tijden gelijcke questie tus-
schen de feengenoeten nijet meer zat moghen wijsen".
Mr. van Cronenburch zal niet zelf de greppels hebben ge
graven. Naast secretaris was hij ook een niet onver
dienstelijk portretschilder.
De grensregeling is daarmee een feit. Of de problemen
voor de „toecomende tijden" daarmee voorbij zijn, is een
vraag die we in het volgende artikel hopen te beant
woorden.
Pieter van Dekema laat het niet bij de grensregeling; hij
legt de namen van de eigenaren, de breedten in roeden
en de ligging ten opzichte van de belendende eigenaren
vast. Als reden noemt hij dat de oude registers niet meer
actueel zijn. Kortom, er hebben mutaties plaatsgevon
den. Hij schrijft: ,,Ende aisoe die naemen van de feen
genoeten in d'oude registers is gespecificeert
verandert zijnde, vermits sommige heure feenen verkocht
en verwandelt (- geruild) hebben".
We treffen dan in het proces-verbaal een beschrijving van
27 delen veen die in handen zijn van 22 eigenaren (fig. 2).
Van genoemde omschrijvingen volgen hier twee voor
beelden
Ten westen van Jelck Meyerts voorseid, heeft het con
vent van Aalsum drie ende twintich roeden deurgaende
feenen vuyten zuyden naeden noirden aende groenin-
gerswette" en
,,Bij westen Aalsum heeft Doeke van Martena veert hi en
roeden totter halver feen ende Schelte van Liauckema 't
selve veerthien roeden van ten halver feen naeden noir
den aen de groeningerswette
Uit de beschrijving blijkt dus dat sommige venen door
lopen van de zuidgrens tot aan de noordgrens. Andere
venen lopen tot aan het midden of vanaf het midden.
s De-i -«J, T-rn rft~
4-~ *~f*f AftiV-
as? _s>g-vAft 3—^6- (*•»-
0U"k7.i
0^5. js-vw AVrtpA* 'o-thSi,
Fig. 2. Fragment van het proces-verbaal.
Wanneer we aannemen dat het genoemde midden ook
het landmeetkundig midden is, kan met behulp van de
breedten in roeden de volgende becijfering worden ge-
132
NGT GEODESIA 94 - 3