Conclusies BUSINESS STRATEGY IT STRATEGY VISION ORGANIZATION STRATEGY iemand die als voorvechter optreedt; duurzame steun van het management; goede relaties tussen ontwikkelaars en toepassers; betrokkenheid van de gebruikers; effectieve communicatie; ondersteunend organisatorisch klimaat. Pas later werd duidelijk dat de introductie van IT niet alleen hogere efficiëntie van conventionele produktie- methoden inhield. Het resulteerde ook in de integratie van produktie en van geo-informatie en in decentralisatie van de produktiecapaciteit, en het maakte de behoefte aan een grote verscheidenheid van gespecialiseerde in- formatieprodukten duidelijk. De introductie van IT vond dan ook plaats in een andere context, wat niet altijd dui delijk was. Die onduidelijkheid leidde tot onzekerheid bij vele organisaties, totdat ze hun mandaat hadden aange past aan de nieuwe omstandigheden en de organisaties zich bij die nieuwe omstandigheden konden aansluiten. Zo werd een nieuwe wending gegeven aan de onder steuning door het topmanagement van projecten in de beginjaren. TECHNOLOGY CAPACITY ORGANIZATIONAL IMPLEMENTATION Fig. 7. Lineair proces voor de verbetering van produktiviteit. Met het voorgaande heb ik proberen duidelijk te maken dat het management door middel van weloverwogen keu zen een inschatting moet maken van de gevolgen van de introductie van IT voor de organisatie en de eisen van personeelsopleidingen, in het kader van de lange termijn doelstellingen, de marktstrategie en de ontwikkelde stra tegie voor informatietechnologie. Dit lineaire proces leidt tot een verbeterde produktiviteit. Zoals hierboven beschreven, functioneert het proces als de technologie wordt toegepast om de bestaande produk tiviteit te verhogen. Wanneer de aard van de produkten en diensten echter verandert, voldoet dit model niet meer en moeten we een ander concept gebruiken, waarin er kend wordt dat: de nadruk moet liggen op de veranderende markt; IT niet waarden-bepalend is voor de organisatie. is voor een groot gedeelte een zaak van het manage ment, en kan alleen worden opgelost als we bereid zijn tot het aanvaarden van een bepaald toekomstbeeld. Daar naast moet worden bepaald welke managers we nodig hebben en over welke vaardigheden ze moeten beschik ken. We moeten die managers opleiden op een manier die aansluit bij de wetenschappelijke en technische op leiding die ze al hebben gevolgd. Ik heb mijn persoonlijke visie beschreven op de proble men van de introductie van GIS/LIS-technologie en hoe we onze verwachtingen omtrent die technologie kunnen waarmaken. Daarin heb ik de doelstellingen betrokken, die donor-organisaties hebben geformuleerd voor GIS/ LIS-technologie en daarbij de praktijkervaringen aange haald van een Afrikaanse collega die bezorgd is over de onvoldoende invloed van de technologie op een kwalita tief betere besluitvorming. Ik heb gesteld dat het ontbreken van informatie infra structuren die de toegang tot en het gebruik van geo- informatie vergemakkelijken, daarvan gedeeltelijk oor zaak is. Een andere belangrijke factor is het gebrek aan goed opgeleide managers die de voorwaarden kunnen scheppen waarin deze infrastructuren kunnen worden opgezet en uitgevoerd. Om die problemen op te lossen, is er duidelijk meer nodig dan het aankopen van syste men en het opleiden van mensen, zodat ze kunnen om gaan met de systemen. De vraag is wat dit inhoudt voor de donor-organisaties, voor het land waar we werken en voor het ITC. Voor de donor-organisaties betekent dit dat hun in vestering in GIS/LIS en de daarmee gepaard gaande opleidings- en onderwijskosten moet worden aangevuld met gelijktijdige investeringen in het management. De donors moeten erkennen dat de managementvaardig heden die relevant zijn in een geo-informatica omgeving verschillen van de vaardigheden die nodig zijn om orga nisaties te runnen, die gestandaardiseerde kaarten pro duceren. Voor het leiding geven aan de overgang naar een geo-informatica omgeving zijn ook andere vaardig heden vereist, namelijk het aansturen van een verande rende organisatie. Natuurlijk zijn er voor iedere cultuur weer verschillende vaardigheden nodig. BUSINESS OBJECTIVES Fig. 8. De strategische driehoek van Walton. Walton [5] toont dit aan in zijn „strategische driehoek" (fig. 8). De essentie van dit model is de onderlinge verbonden heid tussen de drie strategieën. Als een bedrijf IT met succes wil introduceren, moet het een duidelijk wens beeld of missie omschrijven, die de introductiepogingen kracht bij moet zetten. De strategieën die in het kader van het wensbeeld zijn ontwikkeld, moeten elkaar aanvullen en met elkaar in evenwicht zijn. Volgens mij leidt het ontbreken van een wensbeeld en een duurzaam beleid tot het aanwijzen van de verkeerde schuldigen aan het matige gebruik van remote sensing en het niet optimaal functioneren van GIS. Dit probleem Het beeld dat ik heb geschetst, zal voor vele landen waar in we werken als een toekomstdroom klinken. Ik realiseer me dat men zich in sommige landen zorgen moet maken of er papier en inkt aanwezig is om kaarten te drukken, en over reserve-onderdelen voor het onderhoud van de apparatuur, maar met zo'n wensbeeld hebben ook die landen een doel voor ogen. Als ze ook daar een ideaal beeld voor ogen hebben, weten ze tenminste welke weg ze moeten volgen. Ik heb een referentiekader voorgesteld dat de betreffende landen aan het denken kan zetten over een aantal zaken, zoals de introductie van GIS/LIS- technologie, de effectiviteit van hun onderwijs- en opleidingsfaciliteiten voor technische staf en manage ment, de effecten van de gewenste inter-institutionele relaties, en de mogelijkheid tot samenwerking met de particuliere sector en met onderzoek- en onderwijsinstitu ten. Het zal een lange weg zijn, die met kleine stapjes moet worden genomen, maar de richting moet altijd duidelijk zijn. In het kader van deze ontwikkeling is het principe „denk positief, ga uit van de goede uitgangs punten en bereik stapsgewijs je doel". NGT GEODESIA 94 - 3 119

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 7