Meetmethoden dat de afstand is gewijzigd. Om een volledig afstands- verschil te meten, moet ook het aantal hele golflengten worden geteld; men spreekt dan van geïntegreerde fase. Ook fasemetingen kunnen op beide frequenties, met golf lengten van respectievelijk 19 en 24 cm, worden gedaan. Deze meetgrootheden worden vaak aangeduid met L1 en L2. Het belang van het meten op twee frequenties is dat signaalvertragingen die optreden in de ionosfeer welke zich tussen de 60 en 1000 km boven het aardoppervlak bevindt grotendeels kunnen worden gecompenseerd. De ionosfeervrije combinatie van fasemetingen wordt wel aangeduid met L3. Naast code- en fasemetingen kan men ook de Doppler- frequentie waarnemen. Dit is vooral interessant voor het bepalen van de snelheid van een bewegende ontvanger. Men meet het aantal binnenkomende cycles van de draaggolf per tijdseenheid op discrete tijdstippen. Voor de geodesie is dit minder interessant, hoewel men kan stellen dat geïntegreerde fasemetingen in feite identiek zijn aan het continu meten van de frequentie, gevolgd door integratie over de tijd. SPS will be provided on the L1 frequency, which contains a coarse acquisition (CIA) code and a navigation data message. SPS is planned to provide the capability to obtain horizontal positioning accuracy within 100 m DRMS (95% probability) and 300 m 99,9% probability. (Citaat uit Federal Radionavigation Plan (FRP) van de V.S.) Foutenbronnen De metingen zijn voornamelijk onderhevig aan de vol gende foutenbronnen: fouten in de satellietposities. Vooral door de intro ductie van SA lopen deze fouten op tot ongeveer 100 m; kiokfouten in de satellieten. De invoering van SA leidt tot fluctuaties in de afstandsfouten in de orde van 10 m per minuut; voortplantingssnelheid in de atmosfeer. Men maakt onderscheid tussen de troposfeer (d.w.z. luchtlagen) en de ionosfeer. De invloed hiervan is het kleinst als de afgelegde weg het kortst is, dus voor een satelliet in het zenith. Voor lagere elevaties neemt de invloed toe, tot zij bij 15° ongeveer een factor 3 groter is. De vertraging in de troposfeer is redelijk voorspelbaar; op zeeniveau bedraagt ze in het zenith ongeveer 2,30 m plus een onzekere bijdrage die tot enige decimeters kan oplopen door de onbekende lucht vochtigheid langs het signaaltraject. De invloed van de ionosfeer is veel grilliger. In het zenith bedraagt deze tussen 0 en 15 m, afhankelijk van de tijd van de dag, het seizoen, de plaats op aarde, de zonnevlek-activiteit en andere slecht voor spelbare factoren. Als men op twee frequenties kan meten, kan voor deze fouten grotendeels worden ge corrigeerd; multipath. Dit is het effect dat ontstaat wanneer be halve het directe signaal ook een gereflecteerd sig naal de antenne bereikt. De resulterende afstands fouten kunnen sterk verschillen. Richtgetallen zijn: meters voor C/A-code, decimeters voor P-code en centimeters voor fase. Deze fout is moeilijk te elimi neren. De afgelopen vijftien jaar hebben veel ontwikkelingen te zien gegeven, zowel op het gebied van apparatuur en programmatuur, als van bereikbare nauwkeurigheid en van toepassingen. Aan de hand van ingeburgerde termi nologie volgt hierna een overzicht van deze ontwikke lingen. Codemetingen Oorspronkelijk was dit de enige meetmethode (plus Doppler voor de snelheid). Per afstand was de meetruis ongeveer 10 m op de C/A-code en 1 m op de P-code. In de loop der jaren is de meetruis sterk teruggedrongen door gebruik van digitale methoden en van de zoge naamde „narrow correlator". Hierdoor ligt de meetruis nu rond het decimeterniveau, met voor P-code ongeveer een factor twee beter dan voor C/A-code. Relatieve meting en DGPS Van begin af aan was het duidelijk dat de fouten ten gevolge van de atmosfeer en van foutieve SV-posities over een groot gebied grote overeenkomst vertonen. Het lag dus voor de hand om relatief te meten, met één ont vanger op een bekend punt. De daar optredende fouten worden dan gebruikt om de gelijktijdig gedane waar nemingen op onbekende punten te corrigeren. Men kan dit doen door de correctie later aan te brengen. In de scheepvaart echter bestaat de noodzaak om de positie in real-time te weten. De invoering van SA heeft ertoe geleid dat veel commerciële firma's referentie stations plaatsten op bekende punten. De daar gemeten fouten in de pseudo-afstanden worden via een radiover binding naar de gebruikers overgeseind. Deze manier van meten heet Differentiële GPS (DGPS). Binnen een straal van 500 km wordt een precisie van enkele meters bereikt (fig. 3). Vooral de olie-industrie maakt veel gebruik van DGPS voor haar werk op zee. Een handheld" C/A-code ontvanger (Magellan). 180 NGT GEODESIA 94 - 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 20