informele structuur als vakgroepen. In de programma-
opbouw bijvoorbeeld is dit duidelijk herkenbaar.
In tegenstelling tot de doelstelling en algemene eind
termen dreigt een verwijdering in de opleiding tussen
mathematici en landmeters/vastgoeddeskundigen, tus
sen de vakgroepen A en B. Daarmee wordt een mogelijk
slechte ontwikkeling geïntroduceerd in de, juist ook inter
nationaal erkende, sterkte van de Delftse faculteit. Tech
nologisch, onder andere op het gebied van de informati
ca, zijn er ontwikkelingen die bijvoorbeeld de werkvelden
van de secties A2 en B3 juist sterker naar elkaar toe
trekken. Heroverweging van organisatie en deeleind-
termen is noodzakelijk.
De door het faculteitsbestuur benoemde commissie Lig-
terink/Alberda, met als opdracht evaluatie van het onder
wijsprogramma, zal zeker ook deze problematiek tegen
komen en hopelijk daarover gedetailleerd adviseren.
Het programma, in het bijzonder dat van de basisstudie,
ondervindt de gevolgen van enerzijds de wens tot brede
opleiding en anderzijds de eisen/wensen van de vier af-
studeerdifferentiaties. De basisstudie van een brede
opleiding dient evenwichtig te zijn samengesteld en ge
richt op de doelen van selectie (vooral de propedeuse),
oriëntering en verwijzing. De commissie constateert dat
de basis te zwaar belast is met wiskunde die specifiek
voor de afstudeerdifferentiatie „Fysische, meetkundige
en ruimtegeodesie" (sectie A1) noodzakelijk is. Hierdoor
is er te weinig ruimte voor meer oriënterende vakken en
bijvoorbeeld het integrerend werkende projectonderwijs
dat nu geheel verdwenen is. Gelukkig heeft de faculteit
dit reeds eerder geconstateerd en in dit verband de com
missie Ligterink/Alberda geïnstalleerd. Na het advies van
deze commissie zal het ongetwijfeld noodzakelijk zijn een
orgaan specifiek voor de basisstudie te belasten met de
implementatie en bewaking daarvan.
Het totale programma is de iure wel ingeroosterd op vier
jaar, maar de facto is het een viereneenhalfjarig program
ma, met een basisstudie van tweeëneenkwart jaar. Bij
een vierjarig curriculum moet het programma worden
aangepast en bijgesteld.
De noodzakelijke extra wiskundige achtergrond voor de
sectie A1vooral ook belangrijk in haar unieke positie als
enig „centre of excellence" in de satellietgeodesie en in
mindere mate voor de sectie A2, moet worden verkregen
door verschuivingen naar het derde jaar. Wellicht ver
dient overweging specifiek voor de sectie A1 een tweede
fase ,,ontwerpers"-opleiding te initiëren.
Met betrekking tot het programma bestaat de indruk dat
in de afstudeerfase de verschillende afstudeerrichtingen
vrij zelfstandig doorgaan en de in de basisstudie zo na
gestreefde integratie teloor gaat. Het vervallen van het
door de secties heen lopende projectonderwijs speelt
hierbij ook een rol. Bij de heroverweging van het huidige
aantal secties en vakgroepen dient verbetering van
samenhang, integratie en mogelijke gemeenschappelijke
afstudeerrichtingen, enz. mede te worden beschouwd.
Een en ander doet echter niets af aan het feit dat het
niveau van de afgestudeerden naar het oordeel van de
commissie nationaal en internationaal uitstekend is.
Aan kwaliteitszorg wordt veel aandacht besteed, maar dit
gebeurt te weinig gestructureerd. Opmerkingen en klach
ten worden nu te veel als incidenten afgehandeld, symp
tomen worden niet of te laat onderkend. Onderdeel van
de kwaliteitszorg is de voorlichting. Deze zou aanzienlijk
kunnen worden verbeterd. De „selling points" van de
faculteit zijn duidelijk: interessant vakgebied, kleine facul-
17 - 19 mei 1994
GIS-conferentie in Birmingham.
Inlichtingen: tel. +44-81742-2828.
24 mei 1994
NVG-jaarvergadering te Amersfoort. Bericht volgt.
26 mei 1994
NGL-congres Zuid-West Nederland in Motel Goes te Goes.
Zie bericht op p. 186 van dit nummer.
10 juni 1994
NGL-symposium in de Reehorst te Ede. Zie bericht op p. 185
van dit nummer.
4 - 8 september 1994
17th Urban Data Management Symposium in Espoo, Finland.
Inlichtingen: tel. 015 - 784548.
12-14 september 1994
Internationale GIS-workshop te Delft. Zie bericht op p. 36 van
het januarinummer. Inlichtingenfax 08370 - 84643.
21 - 24 september 1994
78e Deutscher Geodötentag. Rheingoldhalle, Mainz (D.).
Inlichtingen: +49-6241 -504200.
18-20 oktober 1994
10e Europese AM/FM-conferentie te Heidelberg (D.). Bericht
volgt.
feit, uitstekende beroepsperspectieven ook internatio
naal. De voorlichting zou een minimaal benodigde in
stroom van vijftig studenten mogelijk moeten maken.
Het onderwijs is een mengsel van (kleine) hoorcolleges,
oefeningen, werkcolleges en activiteiten. De koppeling
en samenhang van de vakken zou kunnen worden verbe
terd, daar hier en daar sprake is van nogal wat overlap.
Aan de didactische problematiek wordt in toenemende
mate aandacht besteed, zo zelfs dat bij nieuw intredende
docenten een didactiektraining verplicht is. Het project
onderwijs zou terug moeten komen, maar dan met een
bredere doelstelling dan voorheen: sociale vaardigheden
zijn belangrijk, maar het projectonderwijs zou zich vooral
moeten richten op integratie van de verschillende disci
plines, verwerking van de leerstof op meer diepgaande
wijze en praktisch oefenen in de (gestileerde) werkelijk
heid van de geodetische beroeps- en wetenschappelijke
praktijk. Ook de zomerkampen zouden in dit opzicht een
grotere rol kunnen spelen.
Hoewel er nog een belangrijke vacature is te vervullen, is
de formatie bevredigend in omvang en uitstekend van
kwaliteit. De docenten hebben hetzij een buitenlandse
wetenschappelijke of Nederlandse beroepservaring. Een
sterk punt is dat het aantal deeltijd-hoogleraren zeer ge
ring is, de meeste leerstoelen zijn voltijds bezet. Dat
moet, ondanks de vele vakgebieden, de verwezenlijking
van de gezamenlijke doelstelling van een opleiding tot
brede geodetisch ingenieur ten goede komen.
Voornaamste conclusies
het betreft hier een faculteit, uniek in werkgebied en
omvang;
de faculteit heeft afgestudeerden die ook internatio
naal hoog in aanzien staan;
van evident belang is een breed te onderhouden natio
naal en internationaal netwerk op het gebied van
onderwijs en onderzoek, waarbij in het bijzonder de
samenwerking met het ITC en de Landbouwuniversi
teit Wageningen grote aandacht verdient;
NGT GEODESIA 94 - 4
187