Mooie plaatjes en arbeidsvreugde
Ze hebben je nodig
Werken op smalle
basis.
en op hoog
niveau.
Hij laat ook nog een stukje digitale topografische kaart
zien van het Centraal Station in Rotterdam, opgebouwd
in tien lagen. Alle lagen samen geven een erg druk beeld,
maar laag voor laag zijn de bouwwerken, eigendoms-
grenzen, perrons, schakelkasten en leidingen afzonder
lijk af te beelden. Perron ,,nul" staat niet op een aparte
laag. Alles is uit de luchtfoto gehaald, behalve de per
rons, want die zijn overkapt en zo laag vliegen Hansa
Luftbild en KLM Aerocarto geen van beide.
Het bureau Kartografie vervaardigt ook veel situatie
tekeningen op schaal 1 200 voor overwegverbeteringen
waarvan er jaarlijks 50 a 100 worden uitgevoerd. Zo'n
aanvraag om een situatiekaart geven we eerst door aan
Kees, zegt Hans. Die laat de situatie in het terrein op
meten en daaruit maken wij hier de kaart, welke dan digi
taal wordt afgeleverd aan de aanvrager.
Is het eigenlijk nog wel leuk zo fabrieksmatig kaartjes te
maken? Volgens Hans is de aanschaf van de flatbed-
plotter juist gebeurd om het aanzien van de kaart te be
waren. Daarom had de dienst er 160 000 gulden voor
over.
De arbeidsvreugde van de mensen zit nu meer in de
totale betrokkenheid. De mensen voelen dat zij zelf, al is
het dan mechanisch, die kaart hebben geproduceerd. Ze
doen het ook helemaal zelf. Iemand begint een kaartserie
te reviseren, is voor zo'n 20 km verantwoordelijk voor de
bijhouding, werkt het zelf helemaal uit, gaat zelf het
terrein in om samen met een collega de naverkenning te
doen, werkt die in, digitaliseert en maakt uiteindelijk een
proefplot. Na controle ontstaat de eindgravure. Dat ge
heel geeft voldoende arbeidsvreugde.
Bij meetploegen is dat anders, denk ik. Vroeger had je na
een dag werken een paar veldwerken, nu heb je een paar
volle veldgeheugens waar je niets aan ziet. Ik zou me
kunnen voorstellen dat je dan denkt: ,,lk heb de hele dag
voor joker rondgestapt".
In de buitendienstkamer zijn Arnold Bakker (hoofd
buitendienst) en zijn assistent Han Kamperman een
andere mening toegedaan omtrent de saaiheid van het
buitenwerk. Landmeten is landmeten, zegt Arnold, en dat
is een boeiend beroep, maar bij de spoorwegen heeft het
166
nog een extra dimensie. Het is anders, meer specia
listisch, je moet kennis hebben van het landmeten, maar
ook van het spoorbedrijf. Kennis van de tracering (bogen
en overgangsbogen), de veiligheid (want de trein rijdt
door als je aan het werk bent), je moet de spelregels
kennen. Je moet leren zien wat logische en onlogische
trajecten zijn. Je moet er ook erg aan wennen als je
tussen de rails staat te meten en volledig moet afgaan op
de veiligheidsman die weet dat een aanstormende trein
een andere route zal kiezen eer hij bij je is. Feitelijk kun
je binnen pas goed functioneren als je een poosje buiten
hebt rondgelopen, daar leer je het specifieke van het
bedrijf kennen.
Op grote projecten is een projectlandmeter gestatio
neerd, die het werk helemaal begeleidt. Daar spelen zo
veel problemen, gebeurt zoveel, dat je dat niet vanuit
Utrecht kunt regelen. Dat moet ter plekke worden opge
lost door iemand die de lokale situatie kent, die de aan-
Hefbrug Dordrecht: in de goot komen de leidingen en de grondslag-
punten.
NGT GEODESIA 94 - 4