"ZI I'M l/l I I. .1 l-l-^'-l-.l grond van de Wild DIOR3002. Dit apparaat bleek voor algemener gebruik te veel beperkingen te hebben door het ontbreken van goede richtmogelijkheden en de zeer onnauwkeurige bepalingen van de verticale hoek. In Duitsland worden spoortunnels opgemeten met behulp van een met lasermeetsondes uitgerust rijtuig. Dit is voor al van belang voor oudere tunnels die uitgeboord moeten worden voor hogere snelheden en elektrificatie. In Nederland kunnen tunnelmetingen toepassing vinden bij het opmeten van viaducten, het ophogen van het weg dek en het controleren van tunnels. Clear cone systeem De Britse firma Longdin Browning heeft een systeem ontwikkeld voor het opmeten van wegdekken. Dit is geba seerd op een Wild DIOR3002, gecombineerd met een elektronische theodoliet en een speciaal omgebouwde auto (fig. 10 en 11). In de koepel bevindt zich de tachy- meter op een statief dat tijdens de meting los van de auto staat. Dit statief kan worden opgetild voor verplaatsing naar een volgende opstelling. Omdat het niet praktisch is om met de auto boven een punt te centreren, is de gehele meting opgezet volgens het principe van vrije stand plaatsen (fig. 12). Er wordt gericht op speciale richtstaven Fig. 10. Clear cone-systeem voor wegdekmetingen. die op twee plaatsen worden aangemeten (fig. 13). Dit geeft voor elk richtpunt een controle en is snel te plaat sen. Bovendien zijn de richtstokken relatief goedkoop door het ontbreken van geslepen prisma's. De meetopzet is als volgt: ongeveer om de 100 m worden markeerstenen ge plaatst. Deze zijn afgestemd op het meetsysteem; de richtstaven worden voor het meten geplaatst in de markeerstenen. Zij passen hier precies in, maar be hoeven niet recht te staan. Met name in rotsachtige bodem is het vrijwel onmogelijk om de markeerstenen recht in de grond te slaan; tenminste drie richtstokken worden vanuit elke op stelling aangemeten. Vanuit deze punten wordt de positie van de standplaats berekend in X, Y en Z; de detailmeting wordt verricht vanuit de opstelling. Vaak gebeurt dit in de vorm van profielen. Dit staat echter geheel vrij. De punten vlakbij de meetauto (binnen een straal van 10 m) worden opgemeten van uit een volgende standplaats; wanneer alle detailpunten zijn opgemeten, wordt af gesloten op een richtstaaf. Hierna wordt verplaatst naar het volgende punt; op het volgende punt wordt weer gericht op tenminste NGT GEODESIA 94 - 5 drie punten waarvan er in de regel al twee zijn aan gemeten. De afstanden en hoeken die vergeleken kunnen worden, worden bepaald en aan de landmeter getoond. Hierdoor ontstaat een goede controle; Fig. 11. De landmeter zitverstopt" in de koepel. nadat de meting is beëindigd, wordt de berekening van de grondslagpunten en detailpunten uitgevoerd; vervolgens worden de punten gesorteerd en uitge voerd in het gewenste formaat. Dit is in de regel ten behoeve van het ontwerpprogramma MOSS. m i+ 100 meter Plaatsen van de richtpunten s *■- Meten eerste opstelling en berekening van de afstanden tussen de eerste drie richtpunten ri1;i Meten van eerste profielen en detailpunten Meting van de tweede opstelling, controleberekening en detailmeting Fig. 12. 219

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 11