Overige afdelingen kopere produktie van basisgegevens (openbare nuts functie van het KNMI) en de dienstverlening aan speciale doelgroepen. Een GIS kan hierbij goed van pas komen, maar de introductie ervan zal in eerste instantie een ver hoging van de produktiekosten met zich meebrengen. Het KNMI is „meer dan weer". Er wordt vanzelfsprekend continu naar gestreefd de modellen en de dienstverlening te optimaliseren. Er wordt meteorologisch en instrumen teel onderzoek gedaan. Het opzetten van klimaatmodel len en de daaruit gegenereerde klimaatscenario's kost momenteel veel inspanning. Andere taakvelden zijn op het KNMI vertegenwoordigd in de seismologie en ocea nografie. Deze specialismen zijn ondergebracht in afde lingen en clusters. Deze vormen min of meer autonome beslis- en bestedingseenheden. Atmosferisch en klimaatonderzoek Voor een grafische presentatie van de modelresultaten, de belangrijkste uitvoer van de afdeling Atmosferisch Onderzoek, is reeds lang een oplossing aanwezig. Een applicatie rond een GIS voor het gebruiksvriendelijk en flexibel plotten van modelresultaten of het produceren van kaarten voor tijdschriften is dus niet nodig. De recent gewenste verbetering van de modellen door een betere beschrijving van het gedrag van het aard oppervlak vraagt wel de inzet van GIS in het produktie- proces. De inzet van een GIS voor dit doel hoeft niet per definitie in Nederland te worden gerealiseerd (zie ook OWO), want de modellen worden in internationaal ver band geschreven. Oceanografie Voor de afdeling Oceanografie geldt dat een GIS-pakket kan worden gebruikt, maar dat de eigen programmatuur en het aanwezige programmapakket PV-Wave voorlopig de behoefte dekken aan display- en manipulatiemogelijk heden (PV-Wave kost ongeveer f 15 000,per werk station). Seismologie Ook de afdeling Seismologie heeft eigen piot-mogelijk heden geprogrammeerd. Eén persoon heeft wel behoefte aan de faciliteiten van een GIS. Hij heeft voor het realise ren van deze wens onvoldoende budget. Zijn wensen gaan uit naar Arclnfo en ILWIS in verband met de samen werking met respectievelijk de Rijks Geologische Dienst en het ITC. Graag zou hij ook een uitbreiding bezitten die 3D/5D-operaties en presentaties aankan. MIST-GIS Jaarlijks is gemiddeld 2% van de verkeersslachtoffers (26 doden, 300 zwaargewonden, 600 lichtgewonden) en 200 miljoen directe schade aan mist te wijten. Verder is er een onbekende indirecte schade en veroorzaakt mist de nodige files. Naar aanleiding van twee grote mistongevallen bij Breda heeft de Adviesdienst Verkeer en Vervoer in opdracht van de Hoofddirec tie van de Waterstaat en in samenwerking met het KNMI een snelwegtraject uitgerust met mistsensoren. De door de sensoren gemeten mistdichtheid wordt omgerekend in gebodssnelheden, die op matrixborden worden medegedeeld aan de weggebruiker. Een dergelijk systeem noemt men een verkeersgeleidesysteem. Het is opgebouwd uit een mistwaarschuwings- en verkeersigna- leringssysteem. Dergelijke systemen zullen in de toekomst een betere doorstroming van het verkeer regelen en verkeersonge lukken helpen voorkomen. De posities van de mistsensoren zijn bepaald door voor elke 100 meter snelweg de mistgevoeligheid van die plaats te berekenen aan de hand van de volgende formule: lp 10dw 10tp 2sp 3ep lp mistgevoeligheid dw afstand tot uitgestrekte wateroppervlakken tp lokale topografie sp topografie van de weg ep nabijheid stedelijk gebied, waterproducerende indus trieën, bossen e.d. De sensoren zijn geplaatst waar de lp hoog is [2], Met behulp van het GIS-pakket GRASS4.0 is deze procedure voor een groter areaal herhaald. Omdat een mistgevoeligheids- index een beeld geeft van een gemiddelde mist-frequentie, is het een minder geschikte maat. om er de locaties van de sensoren mee te bepalen. Mist is vooral daar verkeersgevaarlijk, waar het in banken voorkomt. Twee recente grote mistrampen zijn dan ook het gevolg van het feit dat men onverwacht vanuit een goed zicht plots een dichte mistbank inreed. Daarom zijn naast de lp met behulp van het GIS ruimtelijke scenario's ontwikkeld, die weergeven hoe onder verschillende omstandigheden zich mist banken in het gebied rond Breda kunnen ontwikkelen. In fig. 3 wordt een scenario getoond. Fig. 4 toont het sombeeld (totaal) van alle scenario's: alle witte plekken zijn plaatsen waar, tijdens daarvoor gunstige weers omstandigheden, een mistbank kan ontstaan, terwijl elders nog geen mist aanwezig is (tussen sommige witte plekken bestaat wel iets meer samenhang dan dit kaartbeeld suggereert). Ook is in deze figuur het reliëf van het terrein rond Breda aangegeven. Op basis van sombeeld en reliëf is het A16-traject van Zonzeel tot Galder onder te verdelen in drie grotere eenheden, die ruimtelijk anders reageren ten opzichte van mist: een noordelijk gelegen polderachtig deel dat zal reageren met (grotere) mistvelden die gemakkelijk door wind kunnen worden voortbewogen; een deel dat ingesloten is door de stedelijke bebouwing tussen Breda en Prinsenbeek; een zuidelijk deel waarin beekdalen de weg kruisen. Deze beekdalen blijken ook nog richting Breda af te wateren. De lucht koelt sterker af boven de droge delen van het land. Koele lucht is zwaarder en zakt dus naar de lager gelegen en vochtiger beekdalen gravitatlestromen. Hierbij kan mist ontstaan. Via de beekdalen kan deze mist zich onder invloed van deze gravi tatlestromen richting Breda verplaatsen. Deze beweging kan verder worden versterkt door het lokaal stedelijk luchtdrukmini mum van Breda, dat zich vormt omdat de stad warmte pro duceert. Het mistgedrag in de afzonderlijke beekdalen is afhankelijk van ,,de hoeveelheid koele lucht uit het achterland" en het terrein reliëf ter plaatse. Dit wil dus zeggen dat er in sommige gevallen in het ene beekdal wel dichte mist zal hangen en in het andere niet. Om de scenario's te toetsen, zijn ze in relatie gebracht met de locaties van de mistongelukken en de uitslagen van de twintig mistsensoren langs de A16. Op één na konden alle mistongeluk ken in verband worden gebracht met de scenario's. Ook de ge meten mistdichtheid van de mistsensoren over een half jaar bevestigen het sombeeld. De mistdichtheid laat eveneens de grote invloed van het verkeer op het zicht zien [3). In vervolgonderzoek zal meer aandacht worden besteed aan de invloed van lokale variatie door verkeerslussen (klaverbladen), boomrijen en dergelijke op de mistvorming. Onder andere zal ge bruik moeten worden gemaakt van digitale weghoogtegegevens van RWS om de mistgevoeligheid te vertalen in lokale mistge- vaarlijkheid. Een GIS-systeem zou eveneens kunnen worden ingezet bij de modellering van gravitatiestromen bij de dagelijkse voorspelling van mist. NGT GEODESIA 94 - 5 225

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 17