Nationaal Geodetisch Plan in voorbereiding
door prof. dr. ir. L. Aardoom, voorzitter subcommissie NGP.
Op 24 februari 1994 was het een jaar geleden dat het
bestuur van de Nederlandse Commissie voor Geodesie
(NCG) haar subcommissie Nationaal Geodetisch Plan op
de rails zette. De bedoeling daarvan werd beschreven op
p. 292 van NGT Geodesia 1993 no. 6. Dat het als een
trein heeft gelopen, kan niet dadelijk worden gezegd,
want dat zoals in het vooruitzicht was gesteld de
subcommissie (in het vervolg kortweg aangeduid met SC)
in het voorjaar van 1994 eindrapport zou uitbrengen, zal
niet worden bewaarheid. Tóch heeft de SC niet stil ge
zeten en na twaalf intensieve vergaderingen (gemiddeld
één per maand) kon zij precies op de eerste verjaardag
van haar start ten kantore van het Kadaster te Utrecht
een door haar opgestelde Nota Marktverkenning Geo
desie bespreken met een veelzijdig samengesteld gezel
schap van „consulenten". Hiertoe waren uitgenodigd
Een marktgerichte benadering leek de SC, in deze tijd van
bezinning op taken en maatschappelijke behoeften, de aan
gewezen weg.
een kleine twintig vertegenwoordigers van het Neder
landse geodetische verenigingsleven, het geodetische
bedrijfsleven, de rijks-, provinciale en gemeentelijke over
heid, het universitair geodetisch onderwijs en de geo
detische en aanpalende wetenschapsbeoefening in het
algemeen. De verschijning van de nota en de „consul
terende vergadering" daarover zijn een goede aanleiding
om over de voorbereiding van het Nationaal Geodetisch
Plan (NGP) nader verslag te doen.
Bij die voorbereiding heeft de SC gekozen voor een
stapsgewijze aanpak. Na een uitvoerig en indringend be
raad over de reikwijdte van de aan de NCG uit te brengen
pre-adviezen is besloten een verkenning uit te voeren van
de markt voor Nederlandse geodetische produkten en
diensten. Een marktgerichte benadering leek de SC, in
deze tijd van bezinning op taken en maatschappelijke be
hoeften, de aangewezen weg. De SC wil de begrippen
„markt" en „maatschappij" hier wél ruim hanteren, in die
zin dat geodetische vakbeoefening ten dienste van
wetenschappelijk onderzoek op gebieden van andere dis
ciplines (bijvoorbeeld die der aardwetenschappen) van
maatschappelijke betekenis wordt geacht, zodat ook in
dergelijke gevallen van een „markt" wordt gesproken.
Aldus denkend, maakt de SC nadrukkelijk onderscheid
tussen het vak geodesie enerzijds, en de toepassingen
daarvan anderzijds. Die toepassingen meent de SC te
zien liggen op drie afzetgebieden:
1. bepaling van vorm en natuurlijke indeling van de
aarde;
2. inrichting en ontginning van de aarde;
3. plaatsbepaling op en rond de aarde.
De terminologie de SC erkent dat is misschien niet
gelukkig gekozen en bijstelling daarvan is te verwachten,
maar de bedoeling is duidelijk. Afzetgebied 1 betreft de
aarde als fysisch object, hoofdzakelijk zonder de sporen
van menselijk ingrijpen. Afzetgebied 2 daarentegen be
strijkt alles wat de mens op aarde aanricht om haar te
bewonen, te bewerken, er te werken, er te communi
ceren, zich te verplaatsen, zich te handhaven, haar te
exploiteren („ontginning" van energie- en andere bron
nen) enz. Afzetgebied 3 heeft betrekking op de vragen:
„waar ben ik" of „waar is iets", anders dan reeds in
afzetgebieden 1 en/of 2 wordt voorzien.
Voor elk van deze drie afzetgebieden heeft de SC, met
hulp vanuit haar directe omgeving maar verder „in huis",
getracht de geodetische toepassingen daarbinnen aan te
geven en te beschrijven wat de tegenwoordige stand van
zaken is bij de bediening van de betreffende markt(en).
Daarbij is een schets gegeven van de te leveren produk-
ten/diensten, aangeduid wie de afnemers daarvan zijn,
welke ontwikkelingen er in de betreffende marktsector
plaatshebben, welke organisatorische structuren ter zake
bestaan, van welke systemen gebruik wordt gemaakt,
hoe het algemene personele profiel er uitziet, wat de
heersende cultuur is en tenslotte hoe de Nederlandse
geodesie zich op het betreffende punt door sterkte en/of
zwakte onderscheidt.
Afzonderlijke aandacht besteedt de SC aan wat zij
noemt de geometrische infrastructuur, een algemene
voorziening ter ondersteuning van de beoefening van de
geodesie op de onderscheiden toepassingsgebieden.
Hiervan maken in de eerste plaats de huidige RD- en
NAP-netten deel uit. Het bewustzijn is gerijpt dat die geo
metrische infrastructuur op haar beurt weer deel uitmaakt
vari een meer uitgebreid complex van de geodesie aan
gaande regelgeving: de geodetische infrastructuur.
Veel tijd heeft de SC ook besteed aan een beeldvorming
ten aanzien van de technologische en algemene maat
schappelijke ontwikkelingen die, enerzijds, de potentiële
ontwikkelingsmogelijkheden van de geodesie en, ander
zijds, de toekomstige behoeften van de samenleving
de markt dus bepalen. Die beeldvorming dient de
maatschappelijke positiebepaling van de Nederlandse
geodesie na de eeuwwisseling. Uitgaande van de huidige
situatie zoals die, naar het oordeel van de SC, op de drie
afzetgebieden bestaat, zal de SC pogen aan te geven
welke wegen het geodetisch onderwijs, het geodetisch
onderzoek en de geodetische vakbeoefening zou moeten
inslaan om de na het jaar 2000 gewenste positie voor de
geodesie te bereiken. Die poging zal, tenslotte, worden
Het bewustzijn is gerijpt dat die geometrische infrastructuur op
haar beurt weer deel uitmaakt van een meer uitgebreid com
plex van de geodesie aangaande regelgeving: de geodetische
infrastructuur.
verwoord in een aantal aanbevelingen (pre-adviezen) aan
de NCG. Het leek de SC echter goed, alvorens over te
gaan tot het kiezen en wijzen van de weg, haar op
vattingen over de huidige marktsituatie van de Neder
landse geodesie aan een beperkte kring van deskun
digen binnen en rond de geodesie voor te leggen en haar
uitgangspunten aldus te toetsen. Daartoe diende de ge
noemde Nota Marktverkenning Geodesie en de „consul
terende vergadering" op 24 februari j.l.
De nota, die geenszins pretendeert het karakter te dra
gen van een interim-rapportage van de SC en ook zeker
geen ontwerp-NGP is, bestaat uit een samenvatting van
NGT GEODESIA 94 - 5
231