de inhoud van een vijftal notities die zelf als aanhangsels zijn toegevoegd. Drie hiervan zijn de sectorale beschrij vingen van de geodetische markt op de respectievelijke afzetgebieden, zoals de SC die heeft gemaakt; het vierde aanhangsel beschrijft de situatie ten aanzien van de geo metrische infrastructuur en in een vijfde beschrijft de SC hoe zij de technologische en maatschappelijke ontwikke lingen in de omgeving van geodesie ziet. Bij de samen stelling van de nota als geheel heeft de SC dankbaar gebruik gemaakt van, onder meer, het door Bakkenist Management Consultants in 1991 aan de VNBG uitge brachte rapport over de internationale marktpositie van de Nederlandse geodesie-branche en van de in 1992 door de RAVI gemaakte Structuurschets Vastgoedinfor matievoorziening. Ook kon de SC haar visie mede af stemmen op de inhoud van het in 1993 opgestelde Natio naal Radionavigatieplan van het Ministerie van Verkeer Waterstaat. De SC ziet de algemene missie voor de geodesie als de door snede van de geodetische missies die zij in haar sectorale marktbeschrijvingen had opgemerkt. Kritiek is de SC op 24 februari niet bespaard gebleven; gelukkig maar, want die leverde juist de stof voor het gesprek. De SC had haar mening over een aantal zaken nog aangescherpt door die te vervatten in een aantal „stellingen" die tevoren aan de deelnemers aan de ver gadering waren toegezonden. Eén van deze stellingen betrof de algemene missie die de Nederlandse geodesie te vervullen heeft. Een dankbaar onderwerp, want het leek te gaan over de definitie van de geodesie. Het lijkt erop, maar het is toch niet hetzelfde. De missie wordt door de SC gezien als een compacte omschrijving van de opdracht de roeping misschien wel die een groep technici en wetenschappers (geodeten van diverse soort), die gezamenlijk zekere onderscheidende kennis en vaardigheid hebben verworven, genieten om zich in te zetten voor de behartiging van de belangen van een zich ontwikkelende maatschappij (in algemene zin bedoeld). De missie van de geodesie is dus een dynamischer be grip dan een definitie, waaraan de SC zich niet heeft gewaagd. De SC ziet de algemene missie voor de geo desie als de doorsnede van de geodetische missies die zij in haar sectorale marktbeschrijvingen had opgemerkt. Probleem is natuurlijk om de potentiële geodetische werkgelegenheid niet op te offeren aan de precisie van de omschrijving. De algemene geodetische missie moet zeker wel recht doen aan de kerntaken van de geodesie. Wat hoort daartoe? Alleen de behartiging van de thema tisch gerelateerde geometrie in brede zin, of zijn taken op bijzondere toepassingsgebieden zó specifiek geodetisch dat zij een plaats in de beschrijving van de algemene missie verdienen? De kritiek dat de SC niet voldoende oog heeft gehad voor de markt, zou inhoudelijk nog wel terecht kunnen zijn geweest, maar was procedureel niet gerechtvaardigd omdat de vergadering op initiatief van de SC was belegd juist om haar, mogelijk beperkte, visie op dat punt aan die van de deelnemers te toetsen. Meer op haar plaats was de kritiek dat de detaillering in de beschrijving van het afzetgebied „inrichting ontgin ning" dat volgens de SC 80% van de geodetische markt zou vertegenwoordigen, onvoldoende was. Enkele toepassingsgebieden, zoals dat van de hydrografie op ons omvangrijke Noordzeeplat en dat van de toedeling en herverkaveling in de landelijke en de stedelijke om geving, zouden zijn onderbelicht. Het desbetreffende aanhangsel zou ook nadere kwantificering behoeven. Het concept „geodetische infrastructuur" met andere dan geometrische componenten was een dankbaar on derwerp van discussie. Veel aandacht vroeg ook de ge dachte van de SC dat onder invloed van de ontwikkeling van de informatietechnologie een werkveld voor „infor matie-ontwerpers/managers" in opkomst is en dat de geodesie de aangewezen discipline is om zich hiervoor aan te bieden. Een en ander behoeft nog verdere uit werking. Zullen de grenzen, met name tussen de geodesie en de karto- grafie, niet verder vervagen en kunnen de geodesie en de kartografie gezamenlijk de maatschappij niet doelmatiger van dienst zijn dan ieder voor zich? Enigszins vooruitlopend op door de SC nog te voeren intern overleg, maar minstens ten dele wel ingegeven door de „stellingen" van de SC, waren gedachtenwisse- lingen over gewenste toekomstige structuren. Eén van deze gedachtenwisselingen betrof de relaties van de geodesie met de kartografie en met de geografie. Zullen, ook weer onder invloed van de informatietechnologie, de grenzen met name tussen sommige subdisciplines van de geodesie en sommige subdisciplines van de kartogra fie niet verder vervagen en kunnen de geodesie en de kartografie gezamenlijk de maatschappij niet doelmatiger van dienst zijn dan ieder voor zich? Een vraag die elders al eerder aan de orde was. Een soortgelijke vraag zou kunnen zijn: zouden sommige geodetische subdiscipli nes als gevolg van technologische ontwikkelingen niet aansluiting moeten zoeken bij de aardwetenschappen? Op deze en andere vragen heeft de SC nog geen ant woord, maar zij bezint zich daar wel op. Nu, na in de vergadering van 24 februari haar kijk op de huidige positie van de geodesie en de verwachte ontwik kelingen daaromheen in bredere kring te hebben ge toetst, gaat de SC zich beraden op hoe het geodetisch onderwijs en onderzoek en de structuren van het natio nale geodetische bestel het beste op de toekomst zouden kunnen inspelen, opdat het vak zijn missie in de komende decennia optimaal kan vervullen. De SC hoopt in dat stadium ter beantwoording van specifieke vragen inci denteel een beroep te mogen doen op deskundigen buiten eigen kring. Medio 1994 hoopt de SC met haar rapport voor de NCG een eind op streek te zijn. 232 NGT GEODESIA 94 - 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 24