216 Pulslasers De pulslasers zenden met een frequentie van 15 Mhz kleine puisen laserlicht uit. Met behulp van een zeer nauwkeurige klok wordt het tijdsverschil tussen het uit gaande en het inkomende signaal gemeten (fig. 2). Hier uit wordt de afstand bepaald. Door de meting vele malen te herhalen, kan de afstand met voldoende nauwkeurig heid worden bepaald. Voor de meting is maar een zeer gering deel van het uitgezonden signaal nodig. Daarom kunnen de meeste pulslasers tot ongeveer 100 m afstan den meten naar ieder willekeurig oppervlak. De nauwkeurigheid wordt bepaald door het aantal metin gen en is daardoor afhankelijk van de meettijd. Meestal bedraagt deze 1 cm bij een meettijd van een halve seconde. De pulslasers zijn echter door hun constructie groter, zwaarder en ongeveer f 20 000,— tot f 40 000,duur der dan de afstandmeters met faseverschilmeting. Bij vrijwel alle pulslasers wordt een Gallium-arsenicum laser gebruikt. Dit zijn lasers met een onzichtbare infrarood- straal. De onzichtbaarheid biedt in ieder geval het voor deel dat bij metingen langs wegen het verkeer niet wordt afgeleid. Het gebruik van lasers is onderworpen aan vrij strenge veiligheidsmaatregelen. De tot nu in de handel zijnde pulslaser-afstandmeters zijn veilig in het openbaar te gebruiken, maar vooral van dichtbij vergen zij voor zichtigheid. Uitgezonden signaal teruggezonden signaal Willekeurig oppervlakte Afstandmeter Laserpulsen Fig. 2. Reflecties Bij de pulslasers is in principe de aard van het oppervlak niet van invloed op de precisie van de meting, maar wel op het bereik. De laserstraal kan worden teruggekaatst, gereflecteerd, geabsorbeerd, verstrooid of doorgelaten bij het bereiken van het oppervlak (fig. 3). In de regel vindt een combinatie hiervan plaats. Terugkaatsing is alleen mogelijk met prisma's. Voor een meting van een afstand zonder reflector is ver strooiing nodig, omdat een klein gedeelte van het licht weer naar de ontvanger wordt gekaatst. Hierop vindt dan de meting plaats. Bij reflectie, absorptie of doorlating komt niets van de energie in de ontvanger terecht. In de regel is zelden sprake van totale reflectie, absorptie, doorlating of verstrooiing. De mate waarin verstrooiing overheerst, bepaalt de mogelijkheid tot afstanden meten met de pulslaser. De kleur van het oppervlak is de voor naamste factor die de mate van verstrooiing en daarmee de mogelijkheid tot meten bepaalt. Op spiegelende oppervlakken als metalen en spiegels is alleen te meten wanneer zij loodrecht op de meetstraal Terugkaatsing Heen Totale reflectie Verstrooiing Absorptie Doorlating Fig. 3. staan. Dit is onder normale meetomstandigheden vrijwel nooit het geval. Op water ontstaat een combinatie van spiegeling en doorlating. Meten hierop is dan ook vrijwel niet mogelijk. Op alle andere oppervlakken is een meting mogelijk. Het bereik hangt dan af van de kleur van het oppervlak. In de regel loopt het van ongeveer 60 m bij heel donkere vlakken tot 150 m bij heel lichte vlakken. Bij het meten op reflecterende verf kan ongeveer 1200 m worden gehaald, bij prisma's tot 16 km. Dit maakt de pulslasers ook inte ressant bij het meten van grote afstanden. Hier staan echter ook andere technieken ter beschikking (o.a. GPS). Verschillen met conventionele afstandmeters De meeste typen pulslasers hebben een uittreepupil van 42 mm met een divergentie van ongeveer 1 mgon. De doorsnede van de meetstraal is dan bij een afstand van 30 m ongeveer 70 mm en bij 100 m ongeveer 110 mm. Bij meting zonder reflector wordt de afstand bepaald als gemiddelde wanneer dit oppervlak vlak is. Is het oppervlak niet vlak of bedekt de laserstraal niet het gehele oppervlak, dan kunnen problemen ontstaan bij het opmeten van afstanden. Dit is vooral het geval bij het opmeten van hoeken, randen en kleine details. Bij het meten onder een scherpe hoek kunnen problemen ontstaan door het sterk uitrekken van de meetstraal. Tevens wordt er op alle voorwerpen binnen het afstand- bereik gemeten, ook die welke niet gewenst zijn. Dit geeft in een aantal gevallen problemen. Onregelmatig terrein Voorwerpen vlak achter randen Fig. 4. NGT GEODESIA 94 - 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 8