t'KISIDIM O.IX .H.I. I commissie 1 (professional practice): Ken Allred (Can), chairman; John Parker (Aus), vice-ch.; commissie 2 (education literature): Stig Enemark (Den), ch.; Kirsi Artimo (Fin), vice-ch,; commissie 3 (land information systems): Helge Ons- rud (No), ch.; Jan Rittersgaard (Den), vice-ch.; commissie 4 (hydrography): Wilfried Schlieder (Du), ch.; Dennis St.Jacques (Can), vice-ch.; commissie 5 (instruments and methods): Larry Hothem (USA), ch.; Jean Marie Becker (Zw), vice-ch.; - commissie 6 (engineering surveys): Chen Yonggi (Chi na), ch.; Steve deLoach (USA), vice-ch.; commissie 7 (cadastre, land management): Ian Wil liamson (Aus), ch.; Paul Munroe-Faure (UK), vice-ch.; commissie 8 (planning, development): Markku Villika (Fin), ch.; Helmut Brackmann (Du), vice-ch.; commissie 9 (valuation, management): Brian Waldy (UK), ch.; Mike Yovino-Young (USA), vice-ch. Voorts werd afgesproken dat prof. Henssen in mei 1995 het voorzitterschap van het OICRF (het FIG-documenta- tiecentrum voor grondregistraties) overdraagt aan Paul van der Molen. Uitvoerig werd van gedachten gewisseld over de tot standkoming van twee nieuwe FIG-publikaties, namelijk over AGENDA21 en de rol van „surveyors", en over de rol van „surveyors" in grondregistraties (kadasters). Veel tijd werd besteed aan de besluitvorming over de door de commissies voorgestelde resoluties (zie ook hier na). Professor Henssen. Congreslezingen Commissie 1Beroepspraktijk, organisatie en rechts systemen (gedelegeerde: ir. A. Urban) Jan de Graeve (België), scheidend voorzitter van com missie 1betoogde dat ,,de geschiedenis en de ontwikke ling van een land soms sterk gerelateerd zijn aan de geschiedenis en de ontwikkelingen van de geodesie in dat land. De behoefte om hieraan aandacht te besteden, is groter dan menigeen denkt". Hierna volgden lezingen over de graadmeting door de kalief van Bagdad in de 9e eeuw en over de Russisch-Scandinavische graadmeting uit de 19e eeuw. Verder kwam in deze commissie de problematiek aan de orde inzake de privatisering van het beroep van land meter. Met name in Denemarken zijn er nieuwe ontwikke lingen op het gebied van de bedrijfsmatige vastgoed registratie. Andere onderwerpen betroffen de „quality assurance", de beroepsethiek, de maatschappelijke be tekenis van het vak, de veranderende omstandigheden die te maken hebben met privatisering en het aantal vrou wen in de geodetische praktijk. Uit een onderzoek in Duitsland bleek dat het aantal vrouwen in de geodesie veel groter is dan men veronderstelde. Commissie 1 beveelt in haar resoluties aan dat er bij internationale autoriteiten moet worden gewezen op de rol van de landmeter bij vastgoedzaken, opdat de land meter zijn verantwoordelijkheid op dit punt beter kan uit dragen. Verder beveelt de commissie aan dat er een verzoek moet worden gestuurd aan de VN om enkele belangrijke „meridiaan-monumenten" te beschermen door ze te plaatsen op de „World Heritage List of histo rical monuments". Dit naar aanleiding van een onder zoek op grond waarvan een lijst is ontstaan met monu menten in 9 landen, verspreid over 25 breedtegraden van Hammerfest tot de Zwarte Zee. In 1996 zal een herziening worden gepresenteerd van de standaard-beroepscode (voor „licensed surveyors"), zo als die in 1981 door de FIG werd aanbevolen. Verder zal in 1995 een rapport worden gepubliceerd over kwaliteits principes zoals die voor „surveyors" hanteerbaar zijn. Commissie 2: Beroepsopleidingen en literatuur (ge delegeerde: ir. J. W. Ormel) Omdat de geodetische praktijk zo snel verandert, wordt het steeds belangrijker om bij te blijven en cursussen te verzorgen. Naast technische vaardigheden moeten com municatieve vaardigheden en kennis van management en kwaliteitszorg een grotere rol gaan spelen in de oplei dingen. Ook dienen internationalisering en uitwisseling van studenten meer aandacht te krijgen. De afgelopen jaren zijn de grenzen tussen vakgebieden minder scherp geworden. Het moet een uitdaging zijn om professionals op te leiden, die breed inzetbaar zijn in een veranderende wereld. Dus de traditionele landmetersopleidingen zoals die nog in veel landen bestaan, moeten worden herzien. Nieuwe technieken hebben invloed op de werkmethoden in de praktijk. Het onderwijs moet hierop inspelen. Nieuwe technieken (total stations, GPS) dwingen de geo deten zich te verdiepen in CAD en GIS. Naast een ge degen kennis van het eigen vakgebied moet de geodeet steeds meer in teamverband kunnen werken met specia listen uit andere disciplines. Voor het eerst op een FIG-congres was er een presentatie van drie studenten die een overzicht gaven van de acti viteiten van de IGSO (International Geodetic Student Organization), een oorspronkelijk initiatief van Delftse studenten uit 1988. Commissie 2 presenteerde zeven resoluties. Allereerst werd gesteld dat er blijvend aandacht moet worden ge geven aan de lijst met opleidingsmogelijkheden, bedoeld om te komen tot een onafhankelijke lijst binnen de ISCED (International Standard Classification of Education in de UNESCO). Verder wordt binnen de commissie blijvend aandacht gevraagd voor de structuur en richtlijnen inzake beroepsontwikkelingen aangeduid als CPD (Continuing Professional Development), wordt er een werkgroep op gezet om de door de automatisering veranderende rol van de geodeet te onderzoeken en wordt bekeken of er wat kan verbeteren aan de internationale uitwisseling van geodeten en geodesie-studenten. Ook zal een werkgroep worden opgericht om de kwaliteit van het onderwijs onder de loep te nemen, en een andere werkgroep om meer lijn te brengen in, en het inventarise ren van, de toepassingen van methoden van Computer Assisted Learning voor grote groepen studenten, „dis- 280 NGT GEODESIA 94 - 6

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 20