ging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Stichting
Overlegorgaan RAVI. Deze beide instellingen hebben het
onderzoek ook mede-gefinancierd.
Er is onderzocht hoe Nederlandse gemeenten omgaan
met rendementscriteria bij de aanschaf en het gebruik
van automatiseringshulpmiddelen voor geografische in
formatievoorziening. Het achterliggende idee was, dat
het mogelijk moest zijn om argumenten en criteria te
beschrijven in een model waarmee het rendement van in
vesteringen in geografische informatietechnologie (Geo-
IT) kan worden bepaald.
Het onderzoek heeft zich niet alleen beperkt tot een
speurtocht naar rendementscriteria, maar er is ook geke
ken naar de samenhang in het gebruik van geografische
informatietechnologie binnen de gemeenten. Het onder
zoek heeft een terreinverkennend karakter.
De volgende vragen staan centraal:
welke argumenten worden binnen de gemeenten ge
bruikt bij de beslissing tot aanschaf van geografische
informatietechnologie;
welke argumenten worden als criteria gebruikt;
door wie worden zij gebruikt;
hoe vindt de onderlinge afweging plaats;
met welk doel wordt binnen de gemeenten in de geo
grafische informatievoorziening geïnvesteerd;
hoe kan het rendement worden bepaald;
hoe belangrijk zijn rendementscriteria bij beslissin
gen.
De resultaten van het onderzoek zijn niet alleen geba
seerd op interviews die onder achttien Nederlandse ge
meenten zijn gehouden, maar ook op literatuuronderzoek
en, niet in de laatste plaats, de inbreng van alle bij het
onderzoek betrokken partijen tijdens de plenaire verga
deringen.
In het algemeen is vanuit de literatuur al veel bekend over
het evalueren van investeringen in informatietechniek.
Over het rendement van de inzet van geografische infor
matietechnologie in het bijzonder is echter nog weinig
gepubliceerd, laat staan dat deze publikaties zijn toege
sneden op de specifieke gemeentelijke situatie.
Hoewel slechts een beperkte deelverzameling van de
Nederlandse gemeenten direct betrokken is bij het onder
zoek, is er toch een goed inzicht gekregen van de ontwik
kelingen met betrekking tot de geografische informatie
voorziening bij gemeenten. Tevens is duidelijk geworden
hoe bij investeringen op het terrein van de geografische
informatievoorziening wordt omgegaan met rendements
criteria.
In de rapportage wordt op hoofdlijnen geadviseerd hoe
gemeenten met rendementscriteria kunnen omgaan of
anders geformuleerd, met kosten en baten met betrek
king tot geografische informatietechnologie. Er wordt een
aanzet gegeven om rendement meer inzichtelijk en tast
baar te maken. Hiervoor is een aantal aanbevelingen op
gesteld.
Tot het maken van een rekenmodel, waarmee het rende
ment van een investering kwantitatief kan worden be
paald, is het nog niet gekomen. Het grote aantal varia
belen ontwikkelingsfase (Nolan), mate van kwantifi
ceerbaarheid van criteria en context beslisser zijn hier
debet aan. Dit geldt overigens voor veel meer IT-
beslissingen.
Op basis van dit onderzoek is wel een globaal stappen
plan opgesteld om een inschatting te kunnen maken van
het rendement van een IT-investering. Hiermee is tevens
een eerste aanzet gegeven voor een eenvoudig reken
model.
292
KONINKLIJKE ONDERSCHEIDINGEN
Bij Koninklijk Besluit van 25 maart 1994 is aan de heer J. Kapteyn
de eremedaille in goud, verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau,
toegekend. Op 1 april 1994 was hij veertig jaar in overheidsdienst,
waarvan bijna vijfentwintig jaar in dienst van de Gemeente Dor
drecht.
Na een veertigjarig dienstverband heeft de
heer S. Miezenbeek, directeur Leica BV te
Rijswijk, op 1 april 1994 wegens pensionering
zijn functie neergelegd. Op 28 april werd hem
door mr. P. Cannegieter, burgemeester van
Voorschoten, de versierselen behorende bij de
Koninklijke Onderscheiding Ridder in de Orde
van Oranje-Nassau overhandigd. In zijn toe
spraak benadrukte de heer Cannegieter de
grote inzet van de heer Miezenbeek voor de
gehele instrumentenbranche en de landmeet
kundige tak in het bijzonder.
De heer J. Groot Kormelink, tot 15 januari 1993 werkzaam als chef
bureau Geodesie en Grondzaken bij het Waterschap Regge en
Dinkel te Almelo, is benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-
Nassau wegens zijn inzet voor het Waterschap en tal van maat
schappelijke activiteiten.
Onderstaande Kadaster-medewerkers (op de foto v.l.n.r.) ontvingen
op 29 april 1994 een koninklijke onderscheiding:
J. van Buiten, landmeetkundig medewerker bij de afdeling
Landinrichting en Landmeetkundige Zaken van het Kadaster
Friesland: Eremedaille, verbonden aan de Orde van Oranje-
Nassau, in zilver;
P. F. Andreas, 1e landmeetkundig kartografisch medewerker bij
de afdeling Landinrichting en Landmeetkundige Zaken van het
Kadaster Zuid-Holland, Den Haag: Eremedaille, verbonden aan
de Orde van Oranje-Nassau, in goud;
W. C. M. v. d. Thillart, directeur van het Kadaster Noord-
Brabant: Officier in de Orde van Oranje-Nassau;
P. Koelewijn, districtschef bij de afdeling Landmeetkundige
Zaken van het Kadaster Utrecht: Ridder in de Orde van Oranje-
Nassau.
HOGESCHOOL UTRECHT
De afstudeerscripties 1992 - 1993 van de HU, opleiding Geo
desie, zijn schriftelijk op te vragen bij ing. H. Jongbloed, Vondel
laan 2, 3521 GD Utrecht. Kosten: f 7,50 per scriptie.
A. van der Hulst
A. van Etten
DE „WAARDE" VAN DE STOP GO INDICATOR
Met betrekking tot de waarde van de Stop Go indicator zijn twee
aspecten bekeken.
Aan de hand van een referentie-gegevensset, verkregen middels
een testmeting, wordt onderzocht of bij de verwerkingsprogramma-
tuur van Leica ook kortere meettijden mogelijk zijn dan die de Stop
Go indicator voorschrijft. Voor de uitvoering van het onderzoek
wordt gelet op een eventueel kwaliteitsverlies van de meting. Met
gebruikmaking van de aanbevolen meettijd worden de resultaten van
een berekening vergeleken met de resultaten van een rekenslag,
waarbij een gereduceerde hoeveelheid van de meettijd is gebruikt.
NGT GEODESIA 94 - 6