Taakverdeling Rijk-provincie gronden te verwerven. Een voorwaarde is echter dat er van deze grootschalige grondaankopen geen marktverstorende werking uitgaat. De aankoop geschiedt door het Bureau Beheer Land bouwgronden (BBL). Verder subsidieert het Rijk grond aankopen door derden. Onvrijwillige grondverwerving zal zoveel mogelijk worden vermeden. Bij landinrichting betreft dit de instrumenten korting en onteigening (dit laatste alleen bij herinrichting). Korting en onteigening zullen slechts worden toegepast als ver werving van gronden voor niet-agrarische doeleinden niet mogelijk is door ruiling met vrijwillig door het BBL ver worven grond, en verwerving ter plaatse noodzakelijk is. Ook buiten landinrichting zal om redenen van draagvlak en budget terughoudend worden omgegaan met ont eigening. Het Rijk acht landinrichting van groot belang voor de uit voering van het beleid. De betreffende pkb-tekst is bij de behandeling van het SGR in de Tweede Kamer aange vuld tot de formulering waarin het zelfstandig belang van de land- en tuinbouw bij landinrichting wordt genoemd en de definitie van het begrip landinrichting uit de Land inrichtingswet (artikel 4) wordt overgenomen (zie kader). Landinrichting en SGR „Landinrichting strekt tot verbetering van de inrichting van het landelijk gebied overeenkomstig de functies van dat gebied, zoals deze in het kader van de ruimtelijke ordening zijn aan gegeven. Het landinrichtingsbeleid is uitgewerkt in de nota „Landinrichting in de jaren negentig". De nota bevat het beleid voor de landinrichtingsactiviteiten, het instrumentarium en de planvorming. In dit structuurschema is gekozen voor een ver sterkte inzet van landinrichting voor de realisatie van natuur-, recreatie-, landschaps- en milieudoelstellingen, het zelfstandig belang van de land- en tuinbouw bij landinrichting onverlet latend. Voor de uitvoering van het beleid uit dit structuurschema acht het Rijk landinrichting van groot belang. Landinrichting kent een projectmatige gebiedsgerichte aanpak, die een geschikt kader biedt om inrichtingsproblemen in onderlinge samenhang te bezien". De gebieden die gedurende de looptijd van het SGR in aanmerking komen voor landinrichting, zijn aangegeven (fig. 3). Op de kaart is onderscheid gemaakt tussen: gebieden met een complexe inrichtingsproblematiek; deze komen in aanmerking voor de instrumenten her inrichting (waaronder de HBD) of ruilverkaveling. Het Rijk geeft in beginsel in deze gebieden de voorkeur aan herinrichting; gebieden waar met name de verkaveling kan worden verbeterd; deze komen alleen in aanmerking voor her inrichting of ruilverkaveling met een administratief karakter (HAK of RAK). Genoemd onderscheid op de kaart is richtinggevend. Alleen op grond van bijzondere overwegingen kan hier van bij de plaatsing van een gebied op het voorberei dingsschema landinrichting worden afgeweken. Uitgangspunten voor de kaart zijn de inrichtingswensen vanuit landbouw, natuur, openluchtrecreatie en land schap. Op de kaart zijn de ongeveer 200 projecten die thans in voorbereiding en uitvoering zijn, niet aange geven. Het kabinet kent prioriteit toe aan projecten waar land inrichting effectief kan worden ingezet. Dit betekent dat voor de landbouw landinrichting minder effectief is in 324 gebieden met een kleine gemiddelde bedrijfsomvang. Door toepassing van dit sterk bekritiseerde „bedrijfs- groottecriterium" dreigde daardoor zo'n 26 000 ha wel in- richtingsbehoeftige landbouwgrond buiten de boot te vallen. Bij de behandeling van het SGR in de Tweede Kamer heeft het kabinet toegezegd af te zien van dit criterium, waardoor alsnog de RAK „Nieuwleusen- Ruitenveen" (Overijssel), tot voldoening van het land bouwbedrijfsleven, in (voorlopige) voorbereiding kon wor den genomen. De kaart bevat thans een kleine 700 000 ha aan gebieden die voor landinrichting in aanmerking komen. Bovendien kan jaarlijks van de niet op de kaart aangegeven gebie den nog 2000 ha voor ruilverkaveling of herinrichting in aanmerking komen. De komende tien jaar kan, inclusief de strategische groenprojecten, in totaal 255 000 ha in voorbereiding worden genomen. Dat betekent dat de provincies een ruime beleidsmarge hebben bij het doen van voorstellen voor het in voorbereiding nemen van projecten. In het kader van de Decentralisatie-Impuls, de afspraak om bepaalde rijkstaken en -bevoegdheden over te heve len naar de lagere overheden, is tussen het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) en het Inter provinciaal Overleg (IPO) op 19 maart 1993 een akkoord op hoofdlijnen gesloten over het pakket „groene taken". Deze hoofdlijnen van de decentralisatie van het natuur- en landinrichtingsbeleid zijn opgenomen in het SGR. Het betreft de volgende afspraken beleidsbepaling op hoofdlijnen door het Rijk door middel van rijksnota's en het SGR; beleidsuitwerking tot 1996 door Rijk en provincies gezamenlijk (met een primaire rol voor de provincies), na 1996 door de provincies alleen; uitvoering van het beleid door een zelfstandige dienst in opdracht van het Rijk en de provincies; deze Ge meenschappelijke Uitvoeringsdienst wordt gevormd uit de te verzelfstandigen samenvoeging van Land- inrichtingsdienst en Directie Beheer Landbouwgron den (beide van het Ministerie van LNV); de samen voeging is inmiddels gestart; aansturing van de uitvoering primair door de provin cies; de aansturing van de Gemeenschappelijke Uit voeringsdienst op het gebied van grondverwerving, landinrichting en beheersovereenkomsten vindt plaats via meerjarenprogramma's en een rijkskaderbrief. De provincies stellen op basis van de rijkskaderbrief een Interprovinciaal Meerjarenprogramma op, terwijl het Rijk voor de uitvoering van rijksbeleid, rijkstaken en rijksnota's een landelijk meerjarenprogramma opstelt. De jaarcyclus van de meerjarenprogramma's zal wor den geregeld in de Landinrichtingswet (het huidige voorbereidingsschema landinrichting komt dan te ver vallen). Als gevolg van bovengenoemde afspraken zullen de Cen trale Landinrichtingscommissie en de Commissie Beheer Landbouwgronden worden opgeheven. De toetsende rol van beide commissies op het punt van het rijksbeleid wordt overgenomen door de Provinciale Planologische Commissie en op landelijk niveau door de Rijksplano logische Commissie. Voor het zo belangrijke overleg met maatschappelijke organisaties (o.a. landbouwbedrijfsleven en particuliere NGT GEODESIA 94 - 7/8

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 12