Op zoek naar oude groeven
Kartering van ondergrondse gangenstelsels
Fig. 2. Ondergrondse grootschalige
basiskaart.
NEDERLAND
CAESTERTGROEVE
982/8'
Opgemeten: Ion Breuls, Ki
BELGIE
op het naleven van wettelijke voorschriften, als beheerder
of als onderzoeker.
Het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg heeft de
Studiegroep Onderaardse Kalksteengroeven (SOK) in het
leven geroepen om met name het onderzoek van de
ondergrondse groeven te stimuleren en te coördineren.
Het onderzoek kan bestaan uit het tellen van vleermuis
populaties, het inventariseren van oude handschriften,
archiefonderzoek, onderzoek naar gebruikte winnings
technieken of het zoeken naar gebruiksvoorwerpen. Zo
werd enige jaren geleden zelfs een complete 16e eeuwse
valsmunterij gevonden.
Er is echter een steeds weer terugkerend probleem: het
kaartmateriaal van de ongeveer 200 bekende mergel
groeven is in veel gevallen erg gebrekkig. In sommige
gevallen is zelfs de groeve niet meer bekend en valt er
ergens spontaan een gat.
Onder de berglopers bevindt zich gelukkig een kleine,
maar zeker niet onbelangrijke groep die zich bezighoudt
met ,,grot-geodesie". Zij hebben nog niet de bekendheid
van ir. D. C. van Schaïk of G. Essers. Het zijn amateurs,
zoals een goudsmid met een Wild T2, of de auteur
gesteund door een Wild T16 en een klein rekencentrum.
Gesteund door dat kleine rekencentrum wordt veel aan
dacht besteed aan het zoeken van vergeten groeven en
de kartering van de bekende ondergrondse mergel-
mijnen: het maken van een (ongesubsidieerde) onder
grondse grootschalige basiskaart (fig. 2).
Woonachtig in Zoetermeer en ver weg van het populaire
werkgebied moet er door nood gedwongen veel onder
zoek worden verricht achter het bureau. Het zoeken naar
oude groevelocaties vraagt een gedegen inzicht in al het
beschikbare kaartmateriaal van de afgelopen 200 jaar,
zoals oude manuscriptkaarten uit de 18e eeuw van
bovengrond en ondergrond, kadastrale en pre-kadastrale
kaarten, topografische kaarten zoals de Tranchot-kaart
uit 1803, luchtfotomateriaal dat beschikbaar is vanaf
1936 en oude tekeningen van negentiende eeuwse
„landschapsschilders". Het betekent het doorzoeken
van archieven en bronnen van provincie, gemeente en
Rijk (Staatstoezicht op de Mijnen, Geologische Dienst,
NGT GEODESIA 94 - 7/8
Topografische Dienst, het voormalig Rijksinstituut voor
Natuurbeheer) en de vele privécollecties.
Voor de verwerking en analyse van het diverse kaart- en
fotomateriaal wordt gebruik gemaakt van onder meer een
zelf gebouwd geografisch informatiesysteem, waarin met
een „graphic tablet" het kaartmateriaal snel en efficiënt
kan worden gedigitaliseerd en compact in vectorformaat
kan worden opgeslagen om via een plotter te worden uit
gevoerd. Daarnaast bestaat de mogelijkheid de grafische
bestanden samen te voegen, te verschalen, te roteren, te
transleren en in een afwijkende projectie bijvoorbeeld op
oblique luchtfoto's af te beelden. Voor GIS-ers allemaal
bekende handelingen.
Voor de analyse van hoogtemodellen is programmatuur
gebouwd om een hoogtekaart te digitaliseren en als ani
matie van twintig ruimtelijke beelden uit verschillende
gezichtshoeken te presenteren. Daarnaast is de plotter-
module uitgebreid met de mogelijkheid anaglyfen (rood
groen stereobeelden) vanaf gedigitaliseerde hoogte
modellen uit te plotten. Om de vectortekeningen snel en
effectief te combineren met foto- of kaartmateriaal, wordt
een 400 dpi handscanner gebruikt in combinatie met een
inkjet-printer. Met dit instrumentarium is het mogelijk de
verschillende informatiebronnen snel in dezelfde schaal
en projectie te brengen om ze in relatie tot elkaar te
kunnen analyseren.
Natuurlijk ontbreekt ook het veldwerk niet. Er werd een
tweedehands theodoliet (Wild T16) aangeschaft (fig. 3) en
er werd programmatuur geschreven om met name de
bovengrondse achterwaartse insnijding snel te verwer
ken en op bruikbaarheid te beoordelen. Maar onder
gronds heeft het werken met de theodoliet een aantal
nadelen. Naast het probleem dat er vaak solo wordt ge
werkt en er onvoldoende produktie kan worden gemaakt,
is het niet altijd even gemakkelijk het instrument op te
stellen. Ook het zekeren van punten in de vloer of het
plafond stuit vaak op problemen: de vloer wordt regel
matig door een wisselend publiek met soms metaaldetec
toren betreden en het plafond bevindt zich óf 12 m hoger
buiten ons bereik öf ziet er zo instabiel uit, dat er alleen
voorzichtig naar wordt gekeken. Buiten de toeristische
327