routes verandert het beeld van de groeve bovendien vaak abrupt. Je begeeft je in instortingsgebieden, je zoekt soms naar nieuwe wegen en je keert terug als de door gang te klein of te gevaarlijk wordt. Een theodoliet werkt hier niet meer. Hier werkt alleen een kompas in combina tie met clinometer, 50 m meetlint en pentagoonprisma. Fig. 3. In de Sibberberg. De omstandigheden zijn primitief maar effectief. Bijge licht door een gaslamp en een benzinevergasser wordt het meetlint met een tentharing in de vloer verankerd en wordt het richtpunt voorzien van een reflector die samen met de tentharing op dezelfde kampeerafdeling werd ge kocht. Vaak kruipend wordt een meetlijnennet door de groeve uitgelegd en indien mogelijk vereffend. Vervol gens wordt in een detailmeting met behulp van het penta goonprisma de breedte van de gangen op 10 cm nauw keurig ingemeten. Een grotere nauwkeurigheid heeft in de veelal grillige gangen maar een betrekkelijk nut. Om aansluiting te vinden met het boventerrein en het ons bekende RD-stelsel, staan verschillende mogelijkheden open. Als er een luchtschacht aanwezig is, kan men een bovengronds referentiepunt naar de 15 tot 35 m lager gelegen gangenstelsels overbrengen en als er een ge makkelijk begaanbare weg naar de ingang aanwezig is, is het probleem ook opgelost. Soms ligt het opgemeten gedeelte echter diep (500 - 1000 m) in de berg, geschei den door een moeilijk toegankelijk en dus moeilijk in te meten gebied. Getracht wordt dan het ondergrondse patroon van verstoringen zoals dolines in de bovengrond aan de hand van luchtfoto's of in het veld te herkennen en te identificeren. Met de eerder genoemde technieken worden boven- en ondergrondse informatie over elkaar heen geprojecteerd. Een andere maar vrij grove manier bestaat uit het digitaliseren van het kaartmateriaal en het door verschaling, rotatie en translatie inpassen van de groeve in de contouren van het landschap. Dan boren we maar omhoog Soms moeten andere methoden worden gehanteerd om het RD onder het maaiveld bereikbaar te maken. Zo werd in het Noordelijk Gangenstelsel van de Sint Pietersberg te Maastricht in de buurt van het Fort St. Pieter een oude afgedichte schacht aangetroffen. Het bestaan van de schacht was al bekend uit een oude meetlijnenkaart uit het begin van deze eeuw. Door nu met een boorstang van 10 m een grondboring omhoog te plaatsen, kon een bovengronds referentiepunt worden gerealiseerd. Voor de toeristen was het echter een vreemd gezicht als men kruipend met het oor een grasveld „afluistert" op zoek naar de plaats waar de boor zich een weg naar het dag licht zoekt. „Op zoek naar een Poltergeist", werd er ge ruststellend op vragen geantwoord. En inderdaad kwam het gras plotseling in beweging en werd even later de boorkop naar buiten gedrukt. Een jaar later begint de ondergrond in de buurt van de schacht zich te roeren. Ondergronds stroomt op een plaats water uit het plafond en enige maanden later volgt een instorting die 15 m hoger in het asfalt een gapend gat achterlaat. Gelukkig hadden de „grot-geodeten" het gebied gekarteerd en kon er snel een inzicht worden verkregen in de plaats en de omvang van de schade. De verzakking vormt eigenlijk een uitloper van een 150 jaar oud en een vele hectares groot ontoegankelijk instor- tingsgebied. Om een beeld te vormen van de stabiliteit van dit gebied, is door Fugro en Grontmij onderzocht of door middel van moderne technieken, grondradar, seismiek, het meten van elektrische weerstand of met elektromagnetische metingen de aanwezigheid en de locatie van de gangen en verstoringen ook bovengronds kunnen worden vastgesteld. Inderdaad lijkt het dat door het meten van de elektrische grondweerstand een driedimensionaal beeld kan worden opgebouwd van de samenstelling (elektrische weerstand) van de ondergrond. Het is echter nog te vroeg om te spreken van succes en tot die tijd is het zinvoller het oude archiefmateriaal uit het einde van de 18e eeuw en het begin van de 19e eeuw te bestuderen en aan te vullen met nieuwe metingen (fig. 4). Mollofoon Dat aanvullende metingen nodig zijn bij de interpretatie van het oude kaartmateriaal, wordt geïllustreerd aan de hand van het volgende voorbeeld. Zoals eerder gemeld, bevindt zich in de Sint Pietersberg te Maastricht een uit gebreid instortingsgebied. Voorafgaand aan de instortin gen, welke in het begin van de vorige eeuw plaatsvonden, is het gangenstelsel door Franse officieren gekarteerd en later geprojecteerd op recente kaarten. In één van de Fig. 4. Uit de archieven (1817). 328 NGT GEODESIA 94 - 7/8

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 16