Ir. A. Urban is met ingang van 1 mei 1994 benoemd tot adjunct-directeur van Ingenieurs bureau Oranjewoud BV. Hij was afdelings hoofd van de afdeling Vastgoed, Geodesie en Grondzaken, district Midden. In de functie van adjunct-directeur wordt hij belast met de ver dere commerciële ontwikkeling van de activi teiten op geodetisch gebied, zowel in Neder land als daarbuiten. Hij blijft de functies van directeur van Oranjewoud Fotodata BV (Al- mere), alsmede directeur van Cartoranje Kft. uitoefenen (Budapest/ Hongarije). Ing. P. A. G. Conijn is op 1 mei 1994 de heer Urban opgevolgd als afdelingshoofd van VGG- Midden (kantoor Almere). Vanuit die afdeling worden alle activiteiten op het gebied van vast goedinformatie, geodesie en grondzaken ver zorgd in de provincies Noord-Holland, Flevo land, Utrecht en Gelderland. Ir. P. C. F. Lips is met ingang van 1 juli 1994 aangesteld als projectingenieur bij de afdeling Landmeetkunde en Leidingenregistratie van Geomatic BV te Dordrecht. Hiervóór was hij werkzaam als afdelingsingenieur bij de af deling Landmeten en Vastgoedinformatie van Gemeentewerken Rotterdam. Bij Geomatic zal hij zich met name bezighouden met project leiding en acquisitie/marketing op landmeet kundig gebied. TU DELFT De afstudeerscripties van de TU Delft, Faculteit der Geodesie, zijn te leen bij de bibliotheek, Thijsseweg 112629 JA Delft. Tele foon 015 - 782560 of 782568. C. Meeldijk BETROUWBAARHEID VAN DETAILMETINGEN (Afstudeerdatum: 26-11-1993) in een detailmeting voor karteringsdoeleinden vindt de opname van detailpunten voornamelijk plaats met behulp van tachymetrie (voerstraalmeting) en blok- en relatiematen, zoals eigenmaten en haakse hoeken. Voor een detailmeting wordt in de praktijk eerst de detailgrondslag berekend en aangesloten op bekende RD-punten. Deze is het uit gangspunt voor de berekening van de coördinaten van de detail punten uit de voerstraalmeting. Daarna wordt een controle op de coördinaten van de detailpunten uitgevoerd met behulp van eigen- maten. Deze wijze van verwerken van detailmetingen wordt gebruikt in het Systeem Detailmeting '76 van het Kadaster. Bij deze bereke ningen spelen vooral de precisie, zoals meetprecisie en idealisatie- precisie, en de toetsing een grote rol. De betrouwbaarheid van detail metingen blijft echter onderbelicht. Er is onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van de voerstraalmetingen vanaf een opstelpunt naar in coördinaten bekende punten (aansluitpunten) en onbekende punten. Zowel de vaste als de vrije opstelling zijn bekeken. Er is onderzocht hoeveel punten nodig zijn voor de aansluiting van de vrije standplaats en hoe de voerstraalmetingen gecontroleerd moe ten worden voor een goede betrouwbaarheid. Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van het systeem SCAN-DETAIL dat ontworpen is bij het Laboratorium voor Geodetische Rekentechniek (LGR). Hierin kunnen de detailgrondslag en de detailmetingen geïntegreerd wor den verwerkt. Bij de opzet van de detailmetingen is ook geprobeerd het kostenaspect in het oog te houden. C. van Eijnsbergen NAUWKEURIGHEIDSANALYSE VAN DIEPTEGEGEVENS IN DE WESTERSCHELDE (Afstudeerdatum: 26-11-1993) De Rijkswaterstaat (RWS) is van plan om voor de jaren 1965 tot en met 1985 de ontwikkeling van veranderingen in geulen en platen in de Westerschelde te reconstrueren. Hiervoor beschikt men over dieptegegevens in de vorm van dieptelijnen en een regelmatige matrix van dieptepunten. In vergelijking met de huidige wijze van het verkrijgen van informatie uit dieptegegevens zijn de beschikbare gegevens van 1965 tot en met 1985 schaars bemonsterd. In op dracht van de RWS is onderzocht of uit deze schaars bemonsterde set van dieptegegevens voldoende nauwkeurige parameters kunnen worden afgeleid. Over het algemeen komt uit de analyse naar voren dat de combinatie van de regelmatige matrix van dieptepunten met alle dieptelijnen het beste resultaat oplevert. De fout ligt in de orde van 2%. Verder is onderzocht in hoeverre de oriëntatie van dwarsprofielen in rasterbeelden van invloed is op de resultaten. Het is namelijk zo dat de dwarsprofielen loodrecht op een geul (of geulas) moeten liggen. De dwarsprofielen worden door een morfoloog op het oog zo lood recht mogelijk geplaatst. Dit kan afwijkingen in het eindresultaat ver oorzaken. Het blijkt dat deze afwijkingen een fout in de orde van grootte van 1% opleveren. R. Everts ORTHOMETRISCHE HOOGTEN (Afstudeerdatum: 26-11-1993) De orthometrische hoogte van een punt is gedefinieerd als de lengte van de loodlijn naar het oppervlaktepunt op de geoïde. Deze hoogte is onder andere van belang bij het omrekenen van GPS-hoogten naar waterpashoogten (bijvoorbeeld NAP). In de scriptie worden ver schillende methoden beschreven om de gemiddelde zwaartekracht langs de loodlijn te bepalen. Deze is nodig voor het berekenen van de orthometrische correcties aan waterpasmetingen. De correcties kunnen worden gesplitst in een term met hoogten en een term met zwaartekrachtmetingen. Deze laatste term kan dan worden verdeeld in een term met Bouguer-anomalieën en een term die het breedte-effect verdisconteert. Voor een waterpaslijn in Rheinland-Pfalz zijn de invloeden van de diverse termen op de ortho metrische correcties uitgebreid geanalyseerd. Ook is gekeken naar de nauwkeurigheid van de schattingen, als we maar gedeeltelijk of helemaal niet over zwaartekrachtinformatie beschikken. Ook de zogenaamde dynamische en normaalcorrecties worden op deze manier behandeld. De invloed van diverse foutenbronnen alsmede interpolatiefouten in de orthometrische correcties worden beschouwd. Tenslotte worden orthometrische correcties berekend voor enige waterpastrajecten in Zuid-Limburg. We kunnen stellen dat het uitdrukken van orthometrische correcties in Bouguer-anomalieën een praktische formule oplevert, waarmee ook goed schattingen kunnen worden gemaakt. In Nederland blijken deze correcties maximaal enkele millimeters te bedragen. R. F. Hanssen THE APPLICATION OF RADON TRANSFORMATION FOR IMPROVED ANALYSIS OF SPARSELY SAMPLED DATA (Afstudeerdatum: 26-11-1993) Het automatisch reconstrueren van een continu signaal uit discrete metingen op een vlak gebeurt vaak door gebruik te maken van inter polatietechnieken. Deze zijn in het algemeen gebaseerd op de ruimtelijke (2D-)verdeling van de metingen en het gemiddelde ge drag van de meetwaarden over het hele gebied. Desalniettemin kan een getraind kartograaf in deze meetwaarden soms lokale structuren herkennen, die door de automatische interpolatie zouden worden verstoord of weggemiddeld. De Radon-transformatie beeldt lijnintegralen in het ruimtedomein af als puntwaarden in het zogenaamde Radon-domein. Hierdoor kun nen (lokale) gelinieerde structuren automatisch worden gedetec teerd. Door nu de transformatie via het Fourier-spectrum te laten plaatsvinden, blijkt het in specifieke gevallen ook mogelijk het Radon-domein van een schaars bemonsterd signaal te berekenen. Met de informatie uit dit Radon-domein zou een automatische inter polatie als het ware langs de structuren kunnen worden geleid, waar door een betere reconstructie kan plaatsvinden. Deze methode maakt een verdere analyse mogelijk van bijvoorbeeld scheeps-, vliegtuig- en satellietmetingen. P. Molenaar GRONDUITGIFTE BIJ SELF-HELP HUISVESTING (Afstudeerdatum: 27-5-1994) Het probleem van de krottenwijken in ontwikkelingslanden wordt vaak aangepakt met self-help huisvesting. Hiervoor zijn verschillen de projecttypen ontworpen, zoals slum upgrading, Sites Services, On-site en Off-site Relocation, en illegal subdivisions. Een vaak ondergewaardeerd aspect binnen deze projecten is de gronduitgifte- keuze. Deze wordt bij een project vaak niet gebruikt als hulpmiddel, maar als gegeven. In de scriptie worden de verschillende mogelijk heden van een meer creatief gebruik van de gronduitgiftevorm beke ken. Dit wordt gedaan aan de hand van een aantal case-studies. 344 NGT GEODESIA 94 - 7/8

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 32