-0- Cu _l 0 5 10 m schaal ellips 25:1 1500 X [m] Fig. 2. Precisie geïntegreerd systeem: puntstandaardellipsen voor het systeem met radioplaatsbepaling, odometers en kom pas. Precisie Onder de nulhypothese, dus als er geen modelfouten optreden, wordt de kwaliteit van de schatters x beschre ven door de precisie. De precisiebeschrijving wordt ge geven door de covariantiematrix Q*. In fig. 2, 3 en 4 zijn op een aantal tijdstippen de puntstandaardellipsen (zoals deze in landmeetkundige netwerken ook worden ge bruikt) getekend. Zij zijn een grafische voorstelling van de precisie van de schatter voor de positie van de auto. Voor de ellipsen geldt het in de figuren geplaatst schaalbalkje. Fig. 2 heeft betrekking op het standaard autonavigatie systeem. In fig. 3 zijn de relatieve sensoren (odometers en kompas) uitgeschakeld en in fig. 4 werken we zonder het radioplaatsbepalingssysteem. In fig. 3 zien we dat het gebruik van alleen het radioplaatsbepalingssysteem posi ties levert met een vrij slechte, maar constante precisie. Het gebruik van alleen de odometers en het kompas geeft een precisie die slechter wordt naarmate het voertuig een grotere afstand aflegt. De beste precisie wordt geleverd wanneer het radioplaatsbepalingssysteem met de rela tieve sensoren is geïntegreerd. De precisie van de coör dinaten ligt in de orde van enkele meters. 0 5 10 m schaal ellips 25:1 500 1000 X [m] 1500 Fig. 3. Precisie absolute plaatsbepaling: puntstandaardellipsen voor het systeem met alleen radioplaatsbepaling. Be trouwbaarheid In de praktijk kunnen discrepanties optreden tussen het door ons gebruikte mathematische model en de werkelijk heid. Waarnemingen kunnen met fouten behept zijn, die de positieschattingen verstoren. Voor de opsporing van fouten wordt de DIA-toetsprocedure gebruikt [1], [3] en [4]. Deze door prof. Teunissert voor dynamische syste men ontwikkelde procedure bouwt voort op de door prof. Baarda ontwikkelde toetsprocedure voor geodetische netwerken. In een dynamisch systeem hebben we niet te maken met slechts één vector x. Op elk tijdstip is er een nieuwe vector met onbekenden, variërend in de tijd. Detectie gekeken wordt of een nog niet nader gespecifi ceerde modelfout is opgetreden. De toets is te vergelijken met de o2-toets; Identificatie opsporen van een gedetecteerde modelfout. Er moeten alternatieve hypothesen worden gespe cificeerd. De toets is te vergelijken met de w- toets; Adaptatie correctie voor de opgetreden fout. DIA-toetsprocedure. Voor ons fictieve autonavigatiesysteem is onder andere gekeken naar de grenswaarden, die horen bij de toetsen van de DIA-procedure. Als alternatieve hypothesen zijn niet alleen blunders in de waarnemingen verondersteld, maar ook permanente fouten in één waarnemingstype. Een voorbeeld is dat vanaf een bepaald tijdstip het kom pas een voortdurende miswijzing vertoont. Deze per manente fout wordt een slip genoemd. De grenswaarden beschrijven de (inwendige) betrouwbaarheid van het navigatiesysteem. In tabel 1 is een indicatie gegeven voor de grootte van de grenswaarden. Voor de toetsen is een vensterlengte van 5 tijdstippen genomen, en a0 0,001, Yo 0,80. blunder slip x-y coördinaat [m] 22,0 14,0 hoek kompas 15,0 13,0 snelheid odometer [m/sj 0,7 0,3 schaal ellips 25: Fig. 4. Precisie relatieve plaatsbepaling: puntstandaardellipsen voor het systeem met alleen odometers en kompas. Tabel 1. Inwendige betrouwbaarheid: grenswaarden. NGT GEODESIA 94 - 9 377 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 17