bel historisch verhaal kan houden (waarschijnlijk samen te vatten als: geldgebrek), maar dat bij de afnemers de vraag doet rijzen of de rest van de gegevens evenmin betrouwbaar is en of zij hiervoor aanzienlijke bedragen moeten neertellen. Dan is over twintig jaar de enige dank bare klant voor de GBKN de onderzoeker van de histo rische ontwikkeling van bijgebouwen. Bijhouding vereist dus het systematisch organiseren van een informatiestroom over veranderingen in de werkelijk heid. Verschillende benaderingen zijn hiervoor mogelijk. Het meest algemeen is de aanpak waarbij een „Mutatie Registratie Centrum" (MRC) wordt ingesteld, dat verant woordelijk is voor het doorgeven van alle veranderingen die zich binnen zijn territorium voordoen. Meestal wordt deze functie neergelegd bij een gemeente. Deze lost deze taak in de praktijk op door alle bouwvergunningen na te lopen op relevantie en ze vervolgens door te sturen aan de bestandsbeheerder. Hetzelfde wordt gedaan met de plannen van openbare werken en dergelijke. De prak tijk wijst uit dat de MRC-functie bij veel gemeenten in feite een activiteit is voor de verloren uurtjes. Tevens blijken de MRC-werkzaamheden bij veel middelgrote en grote gemeenten op organisatorische problemen te stuiten om alle gemeentelijke diensten zo ver te krijgen dat verande ringen die in de GBKN moeten worden verwerkt, tijdig aan een centraal punt worden doorgegeven. In een aantal gevallen fungeren nutsbedrijven als MRC. Het is begrijpelijk, en ook in de praktijk gebleken, dat dit vooral leidt tot het doorgeven van mutaties die voor de nutsbedrijven zelf van belang zijn; met andere woorden: de nieuwbouw waar nieuwe aansluitingen moeten ko men. De kaartbeheerder kan daarop inspelen door rela tief snel de door hen gewenste mutaties aan te leveren, maar de bijhouding van de gegevens wordt hierdoor niet structureel ondersteund. Ook al zouden alle administratieve processen binnen het MRC rimpelloos en vlekkeloos verlopen, dan nog blijken er aan een administratieve procedure als basis voor de mutatie-registratie onvolkomenheden te kleven. Hierop zal nu niet uitputtend worden ingegaan, er volgen slechts enkele voorbeelden. Ten eerste kan een aanzienlijke tijd verlopen tussen het verlenen van een bouwvergunning en het afronden van de bouw. Niet altijd wordt de aanvang van de bouw ge meld, en niet altijd wordt de bouw gereed gemeld. Bij grootschalige nieuwbouw is dit geen probleem: in een nieuwbouwwijk wordt om diverse redenen toch wel regel matig gemeten, maar in het buitengebied worden bijvoor beeld eerst de bedrijfsgebouwen gebouwd en pas jaren daarna het woonhuis. Na de gereedmelding van de be drijfsgebouwen wordt gemeten. De bouwvergunning wordt daarmee als afgedaan beschouwd. De voltooiing van het woonhuis wordt niet meer gemeld (en dus niet gemeten): dit viel immers onder dezelfde bouwver gunning. Ten tweede worden niet alle werkzaamheden volgens plan uitgevoerd. Juist de overheid ontleent daaraan een stukje flexibiliteit. Als er een vrachtwagen bitumen dreigt over te schieten, is er altijd nog wel een stukje wandelpad dat even kan worden geasfalteerd; daarmee verhuizend van „geen GBKN-inhoud" naar „wel GBKN-inhoud", en op geen plan te vinden. Een vergelijkbaar fenomeen is het aanbrengen van zogenaamde „graskeien", waarmee de wegbelijning wijzigt. Ten derde kent ook ons land (zij het, in vergelijking met NGT GEODESIA 94 - 9 vele andere landen, in bescheiden mate) de clandestiene bouw. Zo kwam een gemeente bij de Belgische grens er recentelijk achter dat er enige tientallen woningen zonder vergunning waren gebouwd (die stonden overigens al wel op de GBKN). Via het administratieve proces zullen bouwwerken waarvoor geen vergunning is aangevraagd, de GBKN-beheerder nooit bereiken. Met de versoepelde voorschriften voor het aanvragen van bouwvergunningen ontstaat nog een nieuw probleem: voor sommige bouw werken is geen bouwvergunning meer nodig (slechts melding), maar ze vallen wel onder de GBKN-inhoud. Los van het bovenstaande ligt de eindverantwoordelijk heid voor de digitale GBKN bij de bestandsbeheerder en niet bij het MRC. Dit impliceert dat de bestandsbeheerder gehouden is ook het MRC te controleren door tenminste een steekproefsgewijze, periodieke schouw in het terrein. Dat heeft niets te maken met wantrouwen van de beheer der jegens het MRC, maar alles met besef voor kwaliteit en klantgerichtheid. De Topografische Dienst van de PNEM heeft dit al enkele jaren geleden onderkend en laat dan ook structureel het gehele gebied van de GBKN-B één keer in de twee jaar nalopen op veranderingen die nog niet in de GBKN zijn verwerkt. Voor het opsporen van mutaties in de topografie zijn de volgende methoden te onderkennen: vanaf luchtfoto's; terrestrisch, vanaf kaarten; terrestrisch, vanaf een digitaal bestand: SPY. In dit hoofdstuk worden de voor- en nadelen van de eerste twee werkwijzen op een rijtje gezet. Mutatie-opsporing vanaf luchtfoto's Het opsporen van mutaties vanaf luchtfoto's vereist de beschikbaarheid van recente, voldoende nauwkeurige luchtfoto's. Veelal zullen deze voor dit doel moeten worden vervaardigd. Het projecteren van de bestaande GBKN op deze luchtfoto's is technisch geen probleem. Het grote voordeel van deze werkwijze is, dat zij volledig binnen kan plaatsvinden. De nadelen van deze werkwijze zijn ook de nadelen van de vervaardiging van de GBKN uit luchtfoto's: alleen in sterkere mate, omdat een ver houdingsgewijs veel groter deel van de activiteiten alsnog zal moeten plaatsvinden door naverkenning in het terrein. De vraag rijst danwaarom niet alleen terrestrische op name? Bij vergelijking van de GBKN met digitale luchtfoto's kun nen grote verschillen gemakkelijk worden opgespoord. Het probleem doet zich voor bij kleine verschillen. Vanaf een luchtfoto is een aantal aanwijzingen voor mogelijke veranderingen niet zichtbaar. Wat binnen de dakoverstekken valt, kan niet worden waargenomen. Alle vraagpunten die bij de vervaardiging tot naverkenning leidden (overdekte carport of bijgebouw, openbare weg of inrit?) komen, als het werk nauwgezet wordt uitgevoerd, ook nu weer naar voren. Bij verkenning in het terrein is de textuur van het gebouw (bijvoorbeeld een nieuw uitziende muur in een oud gebouw) vaak een aanwijzing voor een mogelijke wijziging. Vanaf een luchtfoto zijn dergelijke aanwijzingen niet te zien. Een luchtfoto biedt een aantal mogelijkheden om in de GBKN opgenomen attribuut- en gebruiksinformatie te herkennen. Er zijn echter ook beperkingen. Deze laten zich illustreren aan de hand van voorbeelden van systematische fouten die recentelijk op grote schaal bij terrestrische verkennin- 367

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 7