AcutisGF Mutatie-opsporing vanaf kaarten Beschrijving van het SPY-systeem gen met SPY in fotogrammetrisch vervaardigde GBKN's zijn gevonden: onderscheid hoofdgebouw - bijgebouw. Dit onder scheid, dat niet alleen samenhangt met de aard, maar ook met het gebruik van het gebouw, is zelfs in het terrein niet altijd ondubbelzinnig te maken, laat staan van een luchtfoto; vlonders aan de waterkant (geen GBKN-inhoud) die systematisch als schuurtjes (wel GBKN-inhoud) zijn in gevoerd; bij kassencomplexen gescheiden door sloten, paden en wegen. Het GBKN-beeld ziet er hier correct uit. Bij gebruik van kleuren voor verschillende LKI-codes valt echter het volgende op. Het grote aantal parallelle lijnen blijkt niet correct te zijn gecodeerd: gebouwen gaan over in sloten en sloten gaan over in wegen. Dergelijke overgangen komen vooral op de bladrand voor. Hieruit laat zich afleiden dat de GBKN in dit ge bied vervaardigd is op een kaartblad-georiënteerd systeem en ook op kaartblad-niveau is naverkend en gecontroleerd door de binnendienst. Dit zijn fouten die bij de huidige stand der techniek en de algemeen geaccepteerde inzichten met betrekking tot object- georiënteerd werken in geografische informatiesyste men toch als onnodig moeten worden beschouwd; bij het ontbreken van semantische informatie bieden luchtfoto's geen oplossing. Evenmin kan onjuiste of gewijzigde semantische informatie worden opge spoord. Dit betreft onder andere straatnamen, huis nummers, hectometerpalen. Resumerend kan worden gesteld dat zich juist bij het opsporen van mutaties veel situaties voordoen, die uit sluitend in het terrein kunnen worden beoordeeld. Problemen die samenhangen met het opsporen van mutaties aan de hand van kaarten, zijn de volgende: kaarten moeten speciaal hiervoor worden geplot en dat is, voor de grote gebieden waar het om gaat, rela tief duur. Bovendien moet een kaart voor mutatie opsporing natuurlijk volledig ,,bij" zijn, anders worden mutaties doorgegeven, die inmiddels al in het beheer systeem zijn verwerkt; op de plot kan niet alles worden getoond: met name de object-classificatie kan vanaf een plot bijna niet wor den gecontroleerd. Dit is in Noord-Brabant geen pro bleem: er wordt nauwelijks meer onderscheid ge maakt tussen gebouwen en overige topografie. Maar bij naverkenning- en mutatieopsporing in de GBKN in andere provincies waar een veel uitgebreidere object classificatie wordt gehanteerd (de LKI-codering), is het onmogelijk om de object-classificatie vanaf een plot te controleren; details zijn op een plot moeilijk zichtbaar en dus moei lijk op juistheid te controleren. Een digitaal systeem biedt de mogelijkheid om zo'n detail uit te vergroten; het hanteren van kaarten in een auto gaat moeizaam en bevordert de verkeersveiligheid niet. Kaarten van het bekende GBKN-formaat op het stuur nemen het zicht weg op de weg en op bedieningsorganen van de auto. De kaart is zo groot, dat er steeds moet worden gevouwen. Intekenen van mutaties en aantekenen van gecontroleerde gebieden vergen veel schrijfwerk en steun onder de kaart. Er moet steeds worden gestopt langs de weg; 368 hoewel kaartbladen voor mutatie-opsporing meestal op schaal 1 2000 worden geplot, overschrijdt de ver kenner ook op deze schaal regelmatig de bladrand. Dan moet uit de rollen achterin de auto het aangren zende blad worden gezocht. Dit moet goed worden gevouwen, het oude blad moet worden opgeborgen. Dit is niet bevorderlijk voor de produktiviteit van de verkenner. Het wordt ronduit frustrerend, als de ge volgde weg na 100 meter op het nieuwe kaartblad weer terugbuigt naar het vorige blad, dat dan weer moet worden opgezocht, enz. Het SPY-systeem is ontwikkeld voor het terrestrisch op sporen en naverkennen van kaarten. Hierbij wordt de kaart niet geplot, maar opgeslagen in een PC (laptop) (fig. 1). De laptop wordt ingebouwd in het verkennings- Fig. 1. De GBKN opgeslagen in een laptop. voertuig (bij Geotrade een terreinwagen, ter vergroting van de verkeersveiligheid voorzien van alarmlichten, reflectoren en een zwaailicht). In de PC kunnen de GBKN's van een groot gebied (ordegrootte 500 km2) worden opgeslagen. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een quad-tree gegevensstructuur, gecombineerd met vergaande gegevenscompressie. Op het beeldscherm van de PC wordt automatisch de omgeving van de auto getoond. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van een GPS- ontvanger die op de auto is gemonteerd (fig. 2). De GPS- ontvanger bepaalt de plaats van de auto op aarde en geeft deze door aan de PC. SPY gebruikt deze positie als het centrum van het te tonen gebied. Het gebruik van Fig. 2. GPS-ontvanger op het dak van de auto. NGT GEODESIA 94 - 9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 8