Een routesysteem bestaat uit een tabel met de namen
van de routes binnen het routesysteem (bijvoorbeeld
straatnaam) en de locatiesystematiek (bijvoorbeeld huis
nummers). Van belang is dat de locatiesystematiek bin
nen een routesysteem hetzelfde moet zijn. Worden er
verschillende referentiesystemen binnen een netwerk
gebruikt, dan is het noodzakelijk verschillende route
systemen te definiëren. Als referentiesysteem c.q. loca
tiesystematiek kunnen bijvoorbeeld hectometrering of
straatnaam/huisnummer worden gehanteerd, maar ook
afstand of reistijd.
ARCS
SECTIONS
ROUTES
EVENTS
Fig. 2. Gegevensmodel van dynamic segmentation.
In de sectietabel wordt de relatie gelegd tussen de rela
tieve locatie in termen van de locatiesystematiek en de
absolute locatie in termen van arc-nodes, waarbij het
mogelijk is dat een sectie slechts een deel van de are
beslaat. Dit heeft als voordeel dat, wanneer het refe
rentiesysteem niet homogeen verdeeld is over een are,
hiervoor gecorrigeerd kan worden. Dit treedt op bij huis
nummers die niet altijd evenredig over een weg verdeeld
zijn, bijvoorbeeld 80% van de adressen liggen op 20%
van de are. Ook bij kilometrering is dit echter het geval;
de kilometerbordjes staan niet exact om de 100 meter,
waardoor de lengte van de are niet gelijk hoeft te zijn aan
de lengte volgens de hectometrering!
De events (letterlijk: gebeurtenissen) tenslotte zijn op
geslagen in normale attribuut-gegevensbanken, die
binnen het concept van dynamic seg
mentation worden aangeduid met
event-tabellen. Elke attribuuttabel
waarin de binnen het routesysteem
gedefinieerde locatiesystematiek
aanwezig is, kan worden gebruikt als
eventtabel. Dit geldt voor zowel lijn-
als puntgebonden gegevens. Dit
betekent dat bijvoorbeeld een telpunt
gevisualiseerd kan worden door posi
tionering op een lijn (are) zonder dat
er een knooppunt (node) aanwezig is.
eenduidige locatiesystematiek op basis waarvan men
gegevens zou kunnen relateren. Behalve een verschil in
of het ontbreken van een locatiesystematiek lopen de
gebruiksnetwerken qua generalisatie sterk uiteen.
Op basis van geografische referentie wordt de relatie
gelegd tussen twee of meer netwerken. Dit fysiek koppe
len van netwerken zal vaak in twee stappen plaatsvinden.
De eerste stap is het koppelen van gemeenschappelijke
knooppunten. Daarna wordt door middel van een pro
gramma gebaseerd op het zoeken van de kortste route,
de relatie gelegd tussen de arcs uit de te koppelen net
werken. Het resultaat is een koppeltabel. In de koppel
tabel worden naast identifiers de lengte van de arcs van
elk netwerk vastgelegd. Indien nodig, omdat de net
werken geografisch gezien sterk afwijken, zal de door
snede van twee netwerken resulteren in een nieuw
netwerk, het zogenaamde laagste niveau netwerk. In de
praktijk zal dit vaak niet nodig zijn, omdat de netwerken
in principe toch hetzelfde stratenpatroon representeren
en de hoofdstructuur dezelfde is. Indien nodig kan uit de
informatie uit de koppeltabel het laagste niveau netwerk
ook fysiek worden opgebouwd. Voor het kunnen combi
neren van gegevens is dit niet strikt nodig. In fig. 3 wordt
een voorbeeld gegeven van de koppeling van een
Verkeersmilieukaart-netwerk (VMK) aan het VOR-locatie-
netwerk van de Rijkswaterstaat (Adviesdienst Verkeer en
Vervoer).
De koppeltabel is vergelijkbaar met de sectietabel uit
dynamic segmentation, waarbij de relatieve locatie of
liever gezegd de lengte van segmenten uit de verschil
lende netwerken wordt vastgelegd. In het voorbeeld van
fig. 3 zijn de netwerken strikt genomen even lang, door de
verschillen in generalisatie zal dit in de praktijk echter
vaak niet het geval zijn. Indien de lengte van de net
werken ten opzichte van elkaar verschilt, is het noodzake
lijk de lengte van het meest gedetailleerde netwerk als
referentie te nemen.
Alvorens gegevens tussen de verschillende netwerken te
kunnen uitwisselen, is het nodig om per kenmerk aggre
gatie- en desaggregatieregels vast te leggen. Immers de
101 102 (VMK ID)
OOO (VMK netwerk)
600 m 400 m (lengte VMK schakel)
201 202 203 (VOR ID)
O—OOO (VOR netwerk)
300 m 400 m 200 m (lengte VOR schakel)
1 2 3 4 5 (totaal ID)
OOOOOO (totaal netwerk)
100 m 300 m 200 m 200 m 200 m (lengte schakel)
Network matching (GVIS-methode)
Uitgangspunt bij GVIS is dat, gege
ven een aantal gebruiksnetwerken
met daaraan gekoppelde gegevens
banken, men gegevens uit verschil
lende gegevensbanken wil combine
ren. Het gaat hierbij veelal om gege
vens afkomstig uit bestaande ver
keerskundige programmatuur zoals
verkeersmodellen, verkeersmilieu-
kaarten en verkeersongevallen-ana
lysepakketten. Hierbij ontbreekt een
NGT GEODESIA 94-10
Definiëren van een laagste-niveau-netwerk (totaal).
TOTAIID
TOT_LENG
VORID
VORLENG
VMKID
VMKLENG
1
100 m
101
600 m
2
300 m
201
300 m
101
600 m
3
200 m
202
400 m
101
600 m
4
200 m
203
400 m
102
400 m
5
200 m
204
200 m
102
400 m
Vastleggen van de relatie tussen VMK en VOR in een koppeltabel.
Fig. 3. Het koppelen van netwerken.
415