Werkgroep Onderwijs
Geodetisch Platform
van het
Geodetisch Platform
Werkgroep Onderwijs
Eerste beschouwing
VNBG-enquête geodetisch onderwijs
door C. A. M. Roozen.
De Contact Commissie voor Landmeetkundige en Karto-
grafische Aangelegenheden kortweg CCLK is in de
jaren zeventig ingesteld met als doel het bevorderen van
een optimale coördinatie van activiteiten op landmeet
kundig en kartografisch gebied van Kadaster, Meetkun
dige Dienst van de Rijkswaterstaat, Topografische Dienst
en Landinrichtingsdienst. Regelmatig komt de leiding van
deze Diensten bijeen om ervaringen uit te wisselen en
zaken van gemeenschappelijk belang te bespreken.
Sinds enkele jaren neemt ook de Chef der Hydrografie
deel aan de besprekingen.
De branche-organisatie van de Nederlandse bedrijven in
de geodesie, de VNBG, behartigt de belangen van de
private ondernemingen op dit werkterrein.
Een goede verhouding tussen VNBG en CCLK is belang
rijk voor het wel en wee van de gehele geodetische dis
cipline. Een delegatie uit de CCLK voert dan ook enkele
malen per jaar in het daartoe ingestelde Geodetisch Plat
form (zie NGT Geodesia 1993 no. 2) overleg met een
delegatie uit het bestuur van de VNBG. In dit overleg
komen allerlei zaken de branche betreffend aan de
orde. Werkgroepen hebben opdracht gekregen het Geo
detisch Platform te adviseren over kwaliteitszorg, regel
geving, onderzoek en onderwijs.
Een van de zaken van gezamenlijk belang is zeker het
onderwijs: goed opgeleide geodeten op alle niveaus, die
voor hun taak berekend zijn, zijn essentieel voor de conti
nuïteit van het vakgebied.
De opdracht van de werkgroep die in het najaar van
1993 werd ingesteld was aldus geformuleerd: „Het
ontwikkelen van programma's voor overdracht van ken
nis en ervaring binnen de geodetische wereld. Het onder
houden van contacten met onderwijsinstellingen en het
(op termijn) inventariseren van opleidingswensen, uit
mondend in de implementatie van onderwijsprogram
ma's".
Naast deze lange termijn opdracht diende de werkgroep
zich ook bezig te houden met korte termijn zaken als het
NLF-voorstel voor certificering van MBO-ers, de resulta
ten van de VNBG-enquête Geodetisch Onderwijs, enz.
Vanwege de centrale rol die het NGL speelt bij onder
andere de promotie van het vakgebied van de geodesie,
is vanaf het begin ook het bestuur van de Stichting NGL
in de werkgroep vertegenwoordigd geweest, die daarmee
de volgende samenstelling kende:
namens de VNBG ir. R. J. G. A. Kroon en ing. T. E.
Houterman, namens de Stichting NGL F. J. L. Vonk (later
vervangen door A. P. M. Zwaans) en ir. S. Stellingwerff
Beintema, en namens de CCLK dr. ir. F. J. J. Brouwer en
drs. A. M. Wolfkamp, die tevens als voorzitter optrad. Als
secretaris maakte C. A. M. Roozen deel uit van de werk
groep.
De aanleiding voor dit bericht vanuit de werkgroep op dit
moment in NGT Geodesia zijn de geluiden die momen
teel uit het Nationaal Geodetisch Plan (NGP) komen (zie
NGT Geodesia 1994 no. 5), de toets die wij beogen van
wat eerste ontwikkelde gedachten en het aangeven van
mogelijkheden voor verdere ontwikkelingen op het terrein
van de werkgroep, met name door participatie vanuit de
onderwijsgevenden.
Een eerste beschouwing levert geen onverdeeld gunstig
beeld op over de Nederlandse geodetische opleidingen.
Een aantal knelpunten is gesignaleerd:
het blijkt nog steeds moeilijk een voldoende aantal
studenten te trekken (met name op de TU Delft is een
kritisch punt bereikt);
er is geen strategische visie op een samenhangend
niveau en de inhoud van de verschillende geodesie-
opleidingen (MBO, HBO, WO) en op de verticale aan
sluiting van deze opleidingen; zo is er nog te weinig
uniformiteit in de MBO geodesie-opleidingen;
te veel wordt openlijk nog twijfel uitgesproken over de
aansluiting van de beroepsopleidingen op de beroeps
praktijk.
Om meer grip te krijgen op de grootte van de problema
tiek, is in 1992 door de VNBG een enquête georganiseerd
onder alle afgestudeerden die in de periode 1980 - 1990
hun diploma ontvingen aan de TUD Geodesie, de HU
Geodesie en de vier MTS-en Landmeetkunde. Hen werd
gevraagd een oordeel te geven over de inhoud en de
vorm van de genoten opleiding, alsmede de bruikbaar
heid van de studie in de beroepspraktijk.
In totaal werden 285 enquêteformulieren teruggestuurd.
Hiervan waren 105 respondenten opgeleid aan een MTS-
landmeetkunde, 114 respondenten aan de HU Geodesie
en 66 aan de TUD Geodesie.
De conclusies van deze enquête kunnen als volgt worden
samengevat:
De afgestudeerden aan een MTS-Landmeetkunde waren
van mening dat de op de school aanwezige apparatuur te
oud is en daardoor achterhaald. Hierdoor sluit de oplei
ding niet goed aan op de huidige beroepspraktijk. Tevens
vond men de opleiding te veel gericht op kadastrale werk
zaamheden. Veel respondenten blijken na hun MTS-
studie één of meerdere aanvullende opleidingen of
cursussen gevolgd te hebben, veelal op het gebied van
toegepaste informatica/automatisering.
Afgestudeerden aan de HU of TUD constateerden in hun
opleiding een tekort aan economisch en bedrijfskundig
georiënteerde vakken. In de dagelijkse beroepspraktijk
ervaart men dat als een gemis, dat wordt opgevangen
door aanvullende cursussen te volgen op dit gebied.
De enquêteresultaten toonden aan dat het MBO-onder-
wijs verhoudingsgewijs het slechtst wordt beoordeeld en
de HU het best. De TUD Geodesie nam een midden
positie in.
De enquête gaf ook mogelijkheden de beoordelingen te
waarderen als functie van de afstudeerjaren in de periode
1980 - 1990. Het MBO blijkt dan aan het einde van de
NGT GEODESIA 94 - 10
423