Casco-concept
Ecologische normen
Echter ook buiten het ecologische raamwerk liggen ele
menten die van groot belang zijn voor het voortbestaan
van dier- en plantensoorten. Het gaat dan om kleine land
schapselementen, vaak ook lijnelementen als houtwallen
en heggen, die kunnen dienen als verbindingsbaan of
„stepping stone" tussen bijvoorbeeld broedgebied en
foerageergebied. Daarnaast dienen deze elementen vaak
als een „refugium", een tijdelijk leefgebied bij gebrek
aan beter. Hier is in feite sprake van een verweving van
functies.
Ruimtelijke verweving van functies op gebieds-
niveau, maar scheiding op perceelsniveau.
Functionele verweving van functies.
Fig. 1. Onderscheid tussen scheiding en verweving van functies.
Het blijkt echter dat in de loop der tijd steeds de functie
landbouw gaat overheersen ten koste van de overige
functies. Een adequate bescherming van vooral de op
natuur en landschap gerichte functies blijkt niet mogelijk,
waardoor de kwaliteit van de cultuurlandschappen ach
teruitloopt [2],
Als oplossingsrichting voor deze problematiek wordt
gewerkt met het zogenaamde casco-concept. Hierin
wordt gestreefd naar scheiding van elkaar frustrerende
functies. Daarvoor wordt een onderscheid aangebracht
tussen:
casco, een landschappelijk raamwerk van laag-dyna-
mische functies. Deze dienen duidelijk te worden be
schermd, bijvoorbeeld door beheer door een over
heidsinstantie. Hierin worden functies opgenomen
met een lange ontwikkelingstijd (ook delen van de
ecologische hoofdstructuur kunnen in het raamwerk
terechtkomen, maar dit is niet noodzakelijk), of func
ties met een lage rentabiliteit in combinatie met hoge
investeringskosten, zoals militaire oefenterreinen [13];
gebruiksruimte voor hoog-dynamische functies (als de
landbouw); hierin moet ruimte blijven om flexibel in te
spelen op veranderingen, zoals voortgaande technolo
gische en economische ontwikkelingen.
Er is verweving mogelijk van functies die naast elkaar
kunnen bestaan of elkaar juist kunnen versterken, zowel
in de gebruiksruimte als in het casco zelf. Voor het casco
wordt wel gesproken over een combinatie van de functies
natuur en waterwinning, natuur en recreatie, natuur en
bosbouw en zelfs natuur en milieuvriendelijke vormen
van landbouw. Daarnaast bestaat er een functionele ver
weving van raamwerk en gebruiksruimte bijvoorbeeld
via de bewegingen van dieren of via de waterhuishouding
welke weer eisen stelt aan de relatieve locatie van
gebruiksruimte en casco. Zo kan het wenselijk zijn land
bouwgebieden bovenstrooms te plaatsen van natuur
gebieden, omdat anders via (grond)waterrelaties veel
schadelijke stoffen de natuurgebieden kunnen worden
binnengebracht.
Het casco-concept geeft geen complete inrichting van
een gebied. Het is een oplossingsrichting die bij voorkeur
wordt gehanteerd op regionaal niveau [7] en een leidraad
vormt voor de zonering van functies. Het biedt zo aan
knopingspunten voor het maken van een plan van toe
deling en het afwegen van de belangen hierin. Zo kan
bijvoorbeeld worden gesteld dat in de gebruiksruimte de
belangen van landbouw een groter gewicht in de schaal
leggen dan de overige functies, terwijl in het raamwerk de
andere functies een groter gewicht krijgen. Dat betekent
uiteraard niet dat in de gebruiksruimte helemaal geen
rekening meer behoeft te worden gehouden met andere
functies dan landbouw, integendeel! In landschaps-
ecologisch opzicht belangrijke, maar hoog-dynamische
elementen als graslandvegetaties van perceelsranden,
slootranden en bermen, worden geplaatst in de gebruiks
ruimte. Bij locatie van deze elementen in het kader van
landinrichting kan zoveel mogelijk rekening worden ge
houden met bijvoorbeeld cultuurhistorische waarden in
het landschap en het realiseren van ecologische pa
tronen.
Verschillende inrichtingsconcepten kunnen een richting
geven aan de manier waarop een nieuwe toedeling tot
stand moet worden gebracht, maar er blijven binnen het
toedelingsproces veel beslissingen over, die wel degelijk
van invloed zijn op de kwaliteit van de uiteindelijke toe
deling. Deze beslissingen spelen zich met name af in
gebieden waar sprake is van een verweving van de func
ties landbouw en natuur.
Indien een eerlijke afweging mogelijk moet worden bij het
ontwerpen van een nieuwe toedeling, is het van belang
dat snel zichtbaar kan worden gemaakt wat de gevolgen
zijn van bepaalde ontwerpbeslissingen.
Op het gebied van landbouw bestaan hiervoor veel ge
bruikte modellen en afgeleide criteria, denk hierbij aan de
regel om zoveel mogelijk grond bij huis te situeren of het
hanteren van een minimum-grootte voor een kavel.
Ook op het gebied van de landschapsecologie dient ge
bruik te kunnen worden gemaakt van dergelijke criteria.
Hierdoor kunnen de belangen van natuur en landschap
expliciet bij de afweging worden betrokken. Daarom
wordt ook onderzoek gedaan naar de ruimtelijke factoren
die van invloed zijn op de kansen van het voortbestaan
van een soort.
In de huidige landinrichtingsprojecten wordt sinds
1985 gewerkt aan een zogenaamde ecologische infra
structuur, als aangegeven in het Natuurbeleidsplan. Hier
bij is de aandacht vooral gevestigd op het aanleggen van
verbindingen tussen versnipperde populaties, hetgeen
de overlevingskansen van deze populaties aanzienlijk
zou doen toenemen. Deze worden ook el aangeduid
met de term metapopulatie [10].
466
NGT GEODESIA 94-11