It VIA Ronald Bokhove, informatiebeheerder van het VIA, weet in een zeer kort tijdsbestek met behulp van flip-over en beeldscherm een indruk te geven van de klantenkring, het werkingssysteem van zijn afdeling en de technische opbouw van het gegevensbestand. Voorheen moesten de verschillende instanties die zich bezighielden met vast- goedgegevens, op een groot aantal plaatsen aankloppen, ledereen liep naar iedereen; een soort spinneweb-idee, maar dan zonder spin in het midden. Toen de stad Am sterdam ook nog eens werd opgedeeld in zestien stads delen, werden de draden van het spinneweb zo onover zichtelijk, dat de roep om een centrale spin in het midden, waar alle informatie kon worden samengebracht, steeds groter werd. Zo ontstond het vastgoedinformatiecentrum (fig. 3). Voor een goede beeldvorming demonstreert Bokhove in vogelvlucht op zijn beeldscherm de verschillende the ma's die in het unieke „flatgebouw" zijn opgeborgen: topografie, kabels en leidingen, kadastrale grenzen, milieugegevens van de bodem en gebiedsindelingen. gem. diensten stadsdelen projectontwikkelaars Rijkskadaster m t m nutsbedrijven ingenieursbureaus Fig. 3. Bronbeheerders en gebruikers. De digitale opslagstructuur is gebaseerd op de bladin deling van de topografische basiskaart schaal 1 1000. Elke kaart is in vieren gedeeld, waardoor er totaal 1200 kaartbladen zijn ontstaan. Daar bovenop zijn de andere thema's gebouwd. De gegevens van die thema's worden aangeleverd door de bronbeheerders. Dat betreft niet alleen het waterleidingbedrijf, maar alle gemeentelijke nutsbedrijven. Vooralsnog zijn de gegevens beperkt tot de liggingsgegevens in x en y. Je kunt dus zien waar een leiding ligt en van wie hij is, maar niet hoe diep hij ligt en wat de stroomsterkte is; daarvoor moet je bij de bron beheerder zelf zijn. Maar ook dat gaat eenvoudig met behulp van de „digitale postbode". Elke gemeentelijke organisatie kan beschikken over een aansluiting waar mee het bestand altijd rechtstreeks kan worden geraad pleegd en gegevens kunnen worden uitgewisseld. Het koppelen met administratieve gegevens is een zaak van de gebruikers zelf. Daarbij klinkt de roep om GIS- toepassingen bij de stadsdelen steeds harder, omdat men zich zonder GIS geen volwaardig stadsdeel voelt. Een belangrijke taak van het VIA noemt Bokhove het kwaliteitsbeheer. Het verzamelbestand wordt bewaakt op kwaliteit en actualiteit. De bronbeheerder verstrekt zijn basisinformatie digitaal aan het VIA en het VIA contro leert of de aangeleverde gegevens voldoen aan de over eengekomen standaard. Ook moeten de bronbeheerders zorgen dat het bestand actueel blijft. Als een afgesproken termijn wordt overschreden, worden ze aangemaand. Dit unieke systeem functioneert al sinds 1991 en werd oor- 476 spronkelijk ingevoerd om de systemen die bij de stads delen of de nutsbedrijven operationeel zijn, op elkaar af te stemmen en om wildgroei te voorkomen. Dat heeft natuurlijk veel overleg gekost. Nu heeft het VIA een twee ledige taak: het coördineren van de vastgoedinformatie en het drijven van een winkel. Daar is straks in totaal acht man mee bezig. TDK en RTL 3 Uiteraard is het ook interessant te kijken bij de afdelingen waar niet alleen wordt verkocht, maar waar ook wat wordt gemaakt. Eerst naar de afdeling Landmeten waar Harm Oudeman de leiding heeft. Harm leidt me via het Fig. 4. Landmeetkundige begeleiding bij de aanleg van een nieuwe ringlijn. veldwerk- en (analoge) kaartarchief naar een tekenkamer die met TDK wordt aangeduid, de zogenaamde Teken kamer Digitale Kaart. Daarin werken negen mensen op zeven werkstations aan de conversie en bijhouding van de digitale grootschalige kaart. Een uitgebreid schema toont aan in welke volgorde de conversie verloopt. De tweede zaal heet RTL, hetgeen hier staat voor Reke nen, Tekenen en Landmeten. Die is ruwweg opgesplitst in drie delen. De werkzaamheden bestaan uit het af werken en verwerken van metingen, het zogenaamde Fig. 5. Meting bij de Piet Hein-tunnel. NGT GEODESIA 94-11

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 20