stichting NGL opinie NGL-RAYONBIJEENKOMST TE UTRECHT De NGL-rayoncommissie Utrecht organiseert op donder dag 24 november 1994 een rayonbijeenkomst in het Jaarbeurs-congrescentrum te Utrecht. Veel diensten en bedrijven staan aan de vooravond van de invoering van „echte" GIS-systemen, die veel verder strekken dan tekenkamerautomatisering. Bij deze syste men verzorgt de grafische functie de integratie van en toegang tot diverse gegevensbanken. Deze onderwerpen worden op de bijeenkomst behandeld. De eerste inleiding, met als titel „Mutatiebestanden" zal worden verzorgd door ir. C. H. J. Lemmen, informatie manager bij de directie Landinrichting, Landmeetkunde en Kartografie van het Kadaster. Vervolgens bespreekt ir. Th. Overduin, chef GIS- expertisecentrum bij de provincie Gelderland, „De imple mentatie van GIS bij de provincie Gelderland". Na de inleidingen volgt een forumdiscussie onder leiding van mr. ir. J. C. Anneveld, rayondirecteur bij Inpark BV, vestiging Amsterdam. Vanaf 19.00 uur staat de koffie klaar; de inleidingen be ginnen om 19.30 uur. De rayoncommissie Utrecht. LANDMETERIJ In een redactioneel artikel in het augustusnummer van het Duitse tijdschrift GIS Geo-Informations-Systeme vraagt D. Fritsch zich af of de Duitse „Geodatentag" nog kan worden gered van de ondergang. Een vraag die ons niet onbekend voorkomt, want ook het voortbestaan van het tweejaarlijks NGL-congres staat onder druk omdat het vakgebied onder druk staat. Even verder in zijn artikel komt hij tot het feitelijke pro bleem: de kenbaarheid en erkenning van het vakgebied, de geodesie en de landmeetkunde. Een analyse van recent gehouden congressen in het al gemeen en de vakbeurs van de Geodatentag in Duitsland laat zien dat de geodesie inmiddels meer te bieden heeft dan zo'n twintig jaar geleden. Maar is het niet zo dat de gemiddelde burger daar misschien anders over denkt? Zijn we ervan overtuigd dat onze klantenkring op de hoogte is van onze kennis en kunde, mogelijkheden en onmogelijkheden? Het nadenken over deze vragen zou moeten leiden tot een discussie hoe we ons moeten pre senteren en aan wie eigenlijk. Even terug naar het artikel. In Duitsland wordt ons vak gebied onder andere gekarakteriseerd door het begrip „Vermessungswesen". Met name dit „wesen" roept bij mij iets ambachtelijks op. We zouden dit kunnen vertalen Overigens wordt vanuit het Nationaal Geodetisch Plan (NGP) gewerkt aan nieuwe visies. 482 in landmeterij. Of dit taaltechnisch zuiver is, laat ik in het midden. Echter, door het spelen met de taal kwam ik wel tot de conclusie dat tot op heden het vakgebied puur wordt gekarakteriseerd door de kenmerkende instrumen ten zoals de rood/witte stok (jalon), de meetband, het waterpasinstrument, enzovoorts. Dit gebeurde vroeger ook bij andere ambachten. Inmiddels heeft het vakgebied een ware evolutie ondergaan, terwijl de burger en zelfs onze directe klantenkring nog steeds dat instrumentele beeld hebben. Natuurlijk, er treedt wat vervaging op omdat bijvoorbeeld in de bouw ook soortgelijke instrumenten worden ge bruikt. Wij noemen dat integratie of toenadering van vak disciplines. Anderen menen wellicht dat zij nu ook het vak beheersen als ze instrumenten kunnen bedienen. Te simpele gedachte zult u zeggen, maar is het niet zo dat menig landmeetkundige ook denkt een informaticus te zijn als hij kan programmeren? Anders gezegd, het vak gebied komt ter discussie, terecht, en we moeten dit als een positief effect beschouwen. Het vakgebied moet zich anders gaan presenteren. Geen instrumenten meer op de voorgrond, maar iets anders. Wellicht moeten we eens met onze klantenkring om de tafel om tot een heroriëntatie van onze plaats te komen. In plaatsbepaling behoren we tot de besten, in het aan bieden van klantgerichte oplossingen blinken we zeker niet uit. Als dit laatste wel het geval zou zijn, dan was dat verouderde ambachtelijke beeld vast al verdwenen. Naast instrumenten zijn er produkten die wij leveren. Ze werden vroeger analoog vervaardigd en geleverd. Momenteel worden veel produkten digitaal vervaardigd en zowel analoog als digitaal geleverd. In beide gevallen betreft het meestal basisinformatie. Basisinformatie waaraan de klant iets kan toevoegen, iets benadrukken. Als de bewerkingsprocessen van de klant onze basis informatie „gebruiken", dan moeten de geodeten ervoor zorgen dat die klant over de juiste hulpmiddelen kan be schikken. Hulpmiddelen moeten gericht zijn op de kwa litatieve en kwantitatieve kenmerken van de geleverde informatie. Een zorg voor de geodeet. In een aantal ge vallen is het wellicht zinvol geodeten tewerk te stellen bij de klant, niet alleen in de vorm van een adviesdienst, maar meer als een ondersteunende en producerende kwaliteitsdienst. Het feit dat in een digitaal tijdperk concrete produkten vervagen, versterkt het gevoel dat we de aandacht moeten verleggen naar de gegevens die de bouwstenen vormen voor informatie en de middelen om de informatie over te dragen. Onze inspanning moet er niet op gericht zijn om de klant onze kennis en kunde bij te brengen, maar juist hoe hij die het best kan exploiteren. Pas wan neer wij een inhoudelijke en produktieve bijdrage kunnen leveren aan produktieprocessen bij derden, kunnen wij laten zien waardoor we ons onderscheiden. Het rende ment van de inbreng van de geodesie komt dan pas goed tot zijn recht. Inspelen op behoeften betekent dat we deze moeten kun nen vertalen naar efficiënte en effectieve oplossingen. In een aantal situaties zal de behoefte een lange termijn oplossing verlangen, waardoor inzicht in ontwikkeling en zelfs een visie belangrijk wordt. Op dit moment ontbreekt het aan visie in de geodesie En als er al sprake zou zijn van visie, dan blijken weinig geodeten daarvan op de hoogte of onder de indruk te zijn. NGT GEODESIA 94-11

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 26