3
N-
Landmeter of geodeet
0
mmm i
CFT-structuur
Om snel en effectief objecten te kunnen zoeken, zijn in de afge
lopen decennia verschillende bestands- en zoekstructuren gede
finieerd en onderzocht. Inmiddels vinden we in GIS een grote
verscheidenheid aan implementaties hiervan. Eén van de meest
0 12 3
O
n
de knopen worden door het systeem gegenereerd en bij
gehouden. De knopen zijn niet direct adresseerbaar, maar
worden bepaald uit de hiërarchie;
objecten worden verdeeld over de knopen, zodanig dat ob
jecten niet worden geknipt in kleinere geometrische een
heden.
Om de bestaande Intergraph-bestanden geschikt te maken voor
deze effectieve bestands- en zoekstructuren, heeft men gezocht
naar een combinatie van hulpmiddelen in relationele
gegevensbank-beheersystemen en bestanden („design-files")
van het CAD-pakket MicroStation. De oplossing noemt men de
CFT- ofwel „Cover Field Tree"-structuur (fig. 3). Deze oplossing
is gebaseerd op de methodiek van de Quad Tree. De eigen
schappen van CFT zijn
CFT is een bijzondere versie van de Quad Tree-structuur;
objecten worden nooit gesplitst. Elk bestand (knoop) bevat al
leen die objecten die geheel passen binnen de coördinaat-
begrenzing van het bestand;
elk bestand kan de aangrenzende bestanden met een door
de gebruiker te definiëren percentage overlappen;
CFT-bestanden zijn MicroStation design-files;
elke verbinding met een record in een relationeel gegevens
banksysteem bestaat uit een bestandsnaam en een binair
elementadres in het bestand;
het relationeel gevensbank-beheersysteem bevat het indexe
ringsmechanisme.
Fig. 2. Quad Tree.
bekende, welke tevens geschikt is voor locatiegebonden toepas
singen, is de zogenaamde „Quad Tree"-bestandsstructuur (fig.
2). De eigenschappen hiervan zijn:
een hiërarchische ordening van (sub-)bestanden en een op
deling van geografische kwadranten in van elkaar afhanke
lijke kleinere eenheden. De kwadranten ontstaan door de
compositie van de door de gebruiker te definiëren basis
rechthoek (moederbestand);
elk kwadrant is een ,,knoop"-bestand, geïndexeerd op basis
van de hiërarchische ordening;
elke knoop betreft een geografisch afhankelijk gebied dat
steeds een vierde deel beslaat van het eerst hoger gelegen
kwadrant;
Fig. 3. Cover Field Tree.
Het object-georiënteerd werken kenmerkt zich door de
volgende eigenschappen:
toegang door selectie van objecttypen ongeacht be-
standsgrenzen;
langdurige transacties: de filosofie van object-oriën
tatie is dat meerdere gebruikers toegang krijgen tot
meerdere gegevensbanken. Transacties worden uit
gevoerd op kopieën van de master-gegevensbank,
voordat deze kopiesets worden teruggeschreven. Ge
durende een mutatieproces zijn andere gebruikers in
staat gegevens te benaderen, te bekijken en te be
vragen. Deze techniek voorkomt meervoudige en ge
lijktijdige mutatie van gegevens;
beveiliging: de gegevensbankbeheerder verstrekt ge
bruikers privileges voor toegang. Onderscheid kan
worden gemaakt naar raadplegen, kopiëren, muteren
en afschermen van delen van een gegevensverzame
ling;
versiebeheer van gegevens en transacties: per object
wordt door het systeem bijgehouden wanneer het is
gemuteerd. Deze techniek is zeker van belang voor
applicaties waar historiebeschrijving deel uitmaakt
van de objectbeschrijving. Het bijhouden van de histo
rie van transacties kan van belang zijn in situaties
waarbij men transacties wil terugdraaien.
Conclusie
Object-georiënteerde systemen vormen een doorbraak
die ongetwijfeld tot nieuwe GIS-implementaties zal lei
den. GIS vormt dan de sleutel tot een effectief gegevens
beheer. De tijd is rijp dat gebruikers hun wensen kenbaar
maken omtrent gegevensbeheer en -strategieën. Imple
mentaties zullen spoedig volgen.
(Bron: GIS Europe, april 1994. Vertaling en bewerking:
ing. M. P. J. van de Ven.)
De naam landmeten is minder geschikt dan „geodesie". Bij landmeten toch denken we te veel aan
't meten zelf en te weinig aan wat men meet. Het zou beter zijn een landmeter geodeet te noemen.
(Dictaat Kadaster prof. ir. J. W. Dieperink)
NGT GEODESIA 94 - 12 523