Gegevensstructuren
Bestandsstructuur TOP 10 vector
Gegevensinvoer
NGTGEODESIA KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
op beurzen. Verder wordt achtergrondinformatie gegeven
over het hoe en waarom. Dit gebeurt niet systematisch, maar
is afhankelijk van de gelegenheden die zich voordoen (be-
drijfsdemonstraties, interne studiedagen, bijeenkomsten op
vaktechnisch gebied).
De keuze van een structuur voor geografische gegevens hangt
af van de complexiteit van de relaties tussen de objecten in
een gegevensbank. Hoewel er uitwisselingsformaten bestaan
die zijn voorbereid op gegevensstructuren met een grote
complexiteit, zijn de meeste topografische bestanden toch
vrij simpel van aard. De bestanden van tdn vormen daarop
geen uitzondering.
Bij het ontwerpen van een gegevensstructuur is het belang
rijkste uitgangspunt geweest, dat de bestanden bruikbaar
moeten zijn voor een zo groot mogelijk aantal gebruikers,
werkend met verschillende softwarepakketten. De bestanden
voldoen aan de voorwaarden die gelden om uit het bestand
een topologisch gestructureerde gegevensbank op te bouwen.
Topologie is impliciet aanwezig. Beter kan niet, omdat topo
logie systeemgebonden is. Elk systeem legt de onderlinge
relaties op eigen wijze vast. Dat is de reden waarom in de
folders van tdn de term „topologisch voorbereid" wordt
gebezigd (fig. 3).
De geometrie bestaat uit puntelementen, cirkels en lijn-
elementen. Elk lijnelement begint en eindigt in een knoop
punt. Een knooppunt is het snijpunt van twee of meer
elementen. Wanneer een knooppunt ontstaat uit twee ele
menten, is er sprake van een code-overgang. Andere typen
elementen (cirkelsegmenten, splines, enz.) komen niet voor.
Een verzameling lijnelementen (of puntelementen) met
gemeenschappelijke kenmerken vormt een object. Een vlak-
object wordt bepaald door een centroïde omsloten door
lijnelementen. Zowel vlakobjecten als lijnobjecten zijn met
behulp van software afleidbaar uit TOPiovector.
Per element kunnen de volgende typen attribuutgegevens
worden onderscheiden:
broncode. De broncode geeft informatie over de herkomst
van de metriek, bijvoorbeeld verkregen uit digitalisatie,
stereokartering of uit een plan. De broncode geeft impli
ciet een maat voor de metrische nauwkeurigheid van een
element;
alfanumerieke verwijzing naar een attribuutrecord in een
ander bestand. De verwijzing geeft de mogelijkheid een
onbeperkt aantal attributen te relateren aan het element;
jaartal. Het jaartal is het jaar van aanmaak in het bestand
van het element;
één of meerdere hoofdcodes;
één of meerdere bijcodes voor elementen links gelegen van
het element;
één of meerdere rechter-bijcodes.
Het totaal aantal hoofd- en bijcodes bedraagt negen en is uit
te breiden.
Elke code bestaat uit vijf posities. De belangrijkste kenmer
ken van een element die in de code tot uitdrukking komen,
zijn:
het type bestand waartoe het element behoort: TOPio
vector, Toi^ovector of TOP250vector;
het topografisch kenmerk van hoofd- en bijcodes (weg-
type, weiland, enz.);
behoort het element tot het dlm of
het dkm. Beide typen elementen
komen in hetzelfde bestand voor;
is het element zichtbaar of onzicht
baar. Delen van lijnobjecten gelegen
onder bruggen en viaducten krijgen
deze code. De code draagt er zorg
voor dat objecten, die onder andere
objecten doorlopen, toch als één ge
heel kunnen worden herkend;
tekst. Deze optie is nog niet gereali
seerd.
KNOOPPUNT
O -CENTROÏDE
ONDER
BOS
WA TER
AFSLUITER
GEBOUWEIN
"EILANDVER BIN DER
Fig. 3. Bestanden zijn in drie verschillende
De structuur van structuren beschikbaar voor de gebrui-
TOPlOvector. ker:
in een structuur gebaseerd op punt
en lijnelementen, waarbij vlakken
zijn aangegeven door middel van een
centroïde. De centroïde draagt de at
tributen van het vlak;
als punt- en lijnelementen, waarbij de
vlakcodes in de vorm van bijcodes
aan de lijnen zijn aangebracht;
als punt- en lijnelementen, waarbij
alle vlakken als losse gesloten polygo
nen beschikbaar zijn. Elk lijnelement
komt dan in principe drie keer voor,
namelijk als onderdeel van een lijn-
object en tweemaal als onderdeel van
een vlak.
In de produktspecificaties TOPiovector
[5] wordt een gedetailleerde beschrij
ving van de bestandsstructuur en de
uitwisselingsformaten gegeven.
tdn heeft in de loop der jaren drie tech
nieken toegepast voor het vectoriseren,
namelijk blind digitaliseren, interactief
digitaliseren met een digitizer en inter
actief digitaliseren op een beeldscherm
(„heads up"). Dit zijn de drie fasen in
de ontwikkeling van het handmatige
digitaliseerproces. Heads up digitalise
ren is de huidige (bij ons) gebruikelijke
wijze van vectoriseren. We zijn er zeer
16