A Objectgerichte aanpak Terreinmodel Vastgoed en GBKN '995-2 het inmiddels tot een norm verheven Standaarduitwisse lingsformaat nen 1878 [2]. Deze norm is gebaseerd op het door de ravi gedefinieerde suf 2 [7]. In het Terreinmodel Vastgoed is uitgegaan van een object- gerichte aanpak, in die zin dat herkenbare objecten uit de werkelijkheid als leidraad hebben gediend bij de afbakening van de in de classificatie op te nemen elementen. Het begrip „object" wordt gedefinieerd als „een fenomeen in de werke lijkheid dat onafhankelijk van andere fenomenen bestaat en afzonderlijk is te herkennen". Voor een gbkn betekent dit dat bijvoorbeeld een „kant weg", een „kant verharding" of een „dakrand" niet als object kunnen worden beschouwd, omdat deze elementen immers niet onafhankelijk kunnen bestaan. Deze elementen bestaan slechts omdat er een „weg", een „verharde strook" (rijbaan, trottoir of iets dergelijks) respectievelijk een „gebouw" is. Dat zijn dus wèl objecten. Wanneer we nu een topografisch (basis)bestand, of meer in het bijzonder de inhoud van de gbkn, objectgericht definië ren, dan betekent dit dat herkenbare objecten leidraad zijn bij de afbakening en beschrijving van topografische ele menten, die inhoud zijn van dat GBKN-bestand. Wanneer een digitaal topografisch bestand voor 100% objectgericht is gestructureerd, houdt dit tevens in dat alle bij een object behorende gegevens (kenmerken, attributen) in onderlinge samenhang zijn vastgelegd. De gegevens van een object zijn dus aan het object gerelateerd. Te denken valt aan: object-identificatie; gegevens die het object verder beschrijven (bijvoorbeeld het feit dat een weg verhard is); beschrijving van de ligging van het object (geometrie); meta-gegevens over het object (dit zijn gegevens over ge gevens, bijvoorbeeld informatie over de kwaliteit van gegevens). Voor een objectgerichte gbkn betekent deze benadering dat, nadenkend over de inhoud van de Minimale Norm-GBKN, de discussie niet zozeer meer gaat over de vraag „Welke lijnen, punten, teksten en symbolen wil ik zien?", maar meer over de vraag „Hoe zijn, van de relevante topografische objecten, de gegevens georganiseerd?". Er vindt een overgang plaats van het denken in kaartmodellen naar het denken in terreinmodellen (zie kader „Objectparadigma"). Duidelijk is dat het eerder genoemde Terreinmodel Vast goed een belangrijk basisdocument is bij de verdere uit werking van de inhoud van de Minimale Norm-GBKN. We moeten de GBKN-inhoud zien als een deelverzameling van de in het Terreinmodel Vastgoed gedefinieerde ruimtelijke objecten en hun bijbehorende kenmerken. Binnen het Terreinmodel Vastgoed (fig. 1) is het onderscheid tussen opdelingsobjecten en inrichtingsobjecten voor de gbkn van wezenlijk belang. De „wereld" (lees: het terrein) ziet er volgens het Terreinmodel betrekkelijk „simpel" uit. De totale ruimte is namelijk opgedeeld middels vier typen opde lingsobjecten, te weten de objecttypen „weg", „terrein", „water" en „spoorbaan". De opdelingsobjecten bedekken het terrein in beginsel volledig. NGT GEODESIA Objectparadigma Het objectbegrip domineert al een aantal jaren de rubrie ken van de automatiseringsvakbladen. Gaat het hier 0111 een modeverschijnsel (een „buzz word", zoals de Ame rikanen zeggen) of gaat het om iets fundamenteels dat van blijvende aard is? Soms krijgt men de indruk dat het objectbegrip wordt aanbevolen als dé oplossing voor alle kwalen. Maar dit terzijde. De geschiedenis van het object begrip is al heel oud en start in de zestiger jaren, wanneer Dahl de programmeertaal Simula-67 introduceert. De huidige populariteit van het objectbegrip is pas aan het einde van de jaren tachtig ontstaan. Deze betrekkelijk late doorbraak hangt samen met het feit dat pas toen de goed kope technologie beschikbaar kwam voor de toepassing van het objectbegrip in objectgerichte programmeertalen. Objectbegrip, objectgerichtheid, object-oriëntatie, ob jectgedachte, het zijn allemaal trefwoorden onder de noe mer van wat het objectparadigma wordt genoemd. Wat is nu de essentie van dit objectparadigma? Informeel beschouwd is het een ordeningsprincipe vol gens welke een systeem te beschouwen is als een dynami sche verzameling autonome objecten, die voldoende van zichzelf en elkaar weten om hun eigen verantwoordelijk heid waar te maken en om elkaar diensten te vragen en te leveren zonder eikaars interne organisatie te kennen [5]. Bij de objectgerichte gbkn hebben we een begin gemaakt met de toepassing van dit ordeningsprincipe (vandaar de term „objectgericht" in plaats van „objectgeoriënteerd"). De objecten zijn benoemd op basis van de objectdefmitie uit het Terreinmodel Vastgoed. Een meer informele de finitie van een object uit een andere bron [6]: „Er is een gouden regel om vast te stellen wat objecten zijn: namelijk de dingen waarmee de gebruiker werkt of aan denkt". Dit onthult enigszins wat het nut is van het objectbegrip. Door het objectbegrip wordt de communicatie verbeterd tussen de gebruiker en de ontwikkelaar van een informa tiesysteem. De objectgerichte benadering bij de produktie van topo grafische bestanden vindt ook plaats in het buitenland. Het object-paradigma is dan ook te beschouwen als een evolutionaire ontwikkeling, waarbij een aantal al langer bekende concepten bij elkaar zijn gebracht. Naast deze opdelingsobjecten zijn er „inrichtingsobjecten". Sommige in richtingsobjecten bestaan op zichzelf, bijvoorbeeld „gebouw" en „kunst werk". De meeste andere inrichtings objecten richten de eerder genoemde opdelingsobjecten verder in en hebben daarmee dus ook een relatie. Hierbij kan aan tal van voorbeelden worden ge dacht: een berm of een rijbaan bij het object „weg"; een parkeerplaats, een raster, een hoogspanningsmast die het object „terrein" verder inrichten; assen van spoorbanen, taluds die het object „spoorbaan" verder vorm geven. 84

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1995 | | pagina 12