'995-* NGT GEODESIA Principe vliegtuig-laserscanning Het principe van laserscanning is eenvoudig: de laser scanner zendt vanuit het vliegtuig met een hoge frequen tie laserstralen uit naar het aardoppervlak en registreert de tijd tussen het uitzenden van een signaal en de ontvangst van het gereflecteerde signaal in het vliegtuig (fig. i). Voor de laserdiode is een spiegel gemonteerd. De spiegel roteert in vaste van tevoren gedefinieerde stappen en met een stapgrootte van minimaal eenhonderste graad. De met een zeer hoge frequentie (tot 2000 pulsen per seconde) uitgezonden laserstraal wordt op die manier onder ver schillende (vaste) hoeken uitgezonden. Deze nieuwe techniek maakt de laser tot een laserscanner. De scan frequentie en -hoek zijn instelbaar. Hoe kleiner de scan- hoek, des te kleiner de strookbreedte, maar des te groter de dichtheid van gegevens. Bij een standaard laservlucht op een vlieghoogte van 900 m neemt de scanner bij een scanhoek van 32 graden een scanlijn met een breedte van bijna 500 m in het terrein op. Elke individuele laserstraal heeft een diver gentie van 0,25 milliradialen. Bij een vlieghoogte van 900 m heeft elke laserstraal een afdruk met een straal van 21 cm op de grond. De spiegel van de laserscanner roteert met een frequentie van 8 Herz, waardoor per seconde 8 scanlijnen worden opgenomen. In elke strook worden meer dan honderdvijfentwintig hoogtemetingen verricht. Op grond van bovengenoemde specificaties resulteert vliegtuig-laserscanning in een hoogtemodel met een ge middelde meetdichtheid van 1 punt in een gebied van 4 bij 4 m. Per tape kan ongeveer 12 uur aan opname- gegevens worden geregistreerd. Een GPS-ontvanger registreert elke 0,6 seconde de positie van het vliegtuig gedurende de vlucht. Daarnaast regis treert een GPS-ontvanger op een vaste in RD-coördinaten bekende locatie op de grond de GPS-signalen gedurende de vlucht. Door deze (differentiële) meetmethode kan de positie van de laserscanner in het (wgs '84) coördinaten stelsel van het satellietsysteem met een hoge nauw keurigheid worden berekend. De transformatie van het wgs '84- naar het RD-stelsel wordt uitgevoerd op basis van minimaal vier punten in de omgeving van het project. Van deze vier punten dienen de positie en hoogte in beide coördinatenstelsels en de geoïde-undulatie bekend te zijn. Met behulp van een navigatiesysteem (ins) wordt de stand van het vliegtuig gedurende de opname geregis treerd. Vluchtvoorbereiding Meettechnieken om vanuit een vliegtuig topografische en hoogte-informatie met een hoge nauwkeurigheid in te win nen, zijn tot op heden nog gebonden aan het gebruik van een aantal in RD-coördinaten bekende paspunten in liet terrein. Ten behoeve van een fotogrammetrische fotovlucht worden in het projectgebied grote aantallen paspunten landmeet kundig ingemeten. Het inmeten, controleren en bewaken van deze paspunten is echter een tijdrovende en kostbare aangelegenheid. Vliegtuig-laserscanning maakt daarentegen gebruik van slechts één (GPS-)paspunt op de grond en wel op een locatie, die zowel in het rd- als wGs'84-coördinaten- stelsel bekend is. Fig. 1. Het concept achter vliegtuig- laserscanning. 1. GPS, INS en laserscanner in het vliegtuig. 2. GPS-paspunt in het terrein. Opnamevlucht Weersomstandigheden en seizoenvaria ties zoals stand van de zon, lichtsterkte, vegetatiebedekking bepalen of een foto grammetrische vlucht kan worden uit gevoerd. Bovengenoemde factoren zijn van geringere invloed op een laser- vlucht, waardoor deze in principe het hele jaar kan worden uitgevoerd. Om dat een hogere vegetatiebedekking in vloed heeft op de penetratie van de laserstralen tot het aardoppervlak, wordt aanbevolen om in gebieden met veel (hogere) vegetatie in het voor- ol najaar te vliegen. Verwerking van de metingen tot hoogtegegevens Na afronding van een fotogramme trische vlucht worden de luchtfoto's afgedrukt. Vervolgens vindt de arbeids intensieve aerotriangulatie plaats, waar na de werkelijke metingen pas kunnen beginnen. Bij vliegtuig-laserscanning is geen tus senstap nodig: de waarnemingen wor den reeds tijdens de opnamevlucht uit gevoerd en op tape opgeslagen. Na de vlucht worden de waarnemingen (laser, gps en ins) gesynchroniseerd. Vervol gens worden de positie en stand van de laserscanner gedurende de vlucht gere construeerd, hetgeen vergelijkbaar is met aerotriangulatie. Tenslotte worden de uiteindelijke hoogtegegevens bere kend. De aerotriangulatie en het ver werkingsproces (hoogteberekening) van de lasergegevens vinden groten deels geautomatiseerd plaats. De ervaring leert dat het totale meet- en verwerkingsproces bij fotogrammetrie Vliegrichting 500 meter Scarinchting Scanhoek Vlieghoogte 900 meter 125 metingen per scanlijn 8 scanlijnen per seconde 90

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1995 | | pagina 18