w mi
Onderwijs en onderzoek
Kwaliteit
Buitenland
1995-2
NGT GEODESIA
Samenwerking.
wel en dat is mooi meegenomen. Het rapport Bakkenist is op
het NGL-congres 1993 aangeboden aan de staatssecretaris. Het
werk van die commissie is daarmee afgerond. In het rapport
is de markt geschetst, zijn aanbevelingen gedaan en daarmee
uit. De vnbg is zelf niet commercieel bezig. Zij is er slechts
om paden te effenen; verdere verantwoordelijkheden liggen
bij de bedrijven zelf.
Commissie 2 heeft bijvoorbeeld een enquête gehouden on
der schoolverlaters en daar is een aantal dingen uit gebleken.
De resultaten zijn ook gecommuniceerd met de opleidingen
op de verschillende niveaus. Zo blijft het natuurlijk vreemd
dat we in de Randstad geen opleiding op MBO-niveau hebben
en dat er tussen de MBO-opleidingen zo weinig samen
werking is. Vanuit het bestuur en deze commissie nemen we
deel aan overleggen met de verschillende overheden, bijvoor
beeld in het Geodetisch Platform. We denken ook in de
opleiding nog te veel aan geodetisch vastleggen in plaats van
in informatiestromen met geo-componenten.
Op het gebied van Commissie 3 is ook zeker een aantal zaken
te melden. Er is een zekere kwaliteitsdrempel voor bedrijven
om toe te treden tot de vnbg. Er zijn branche-regels en
leveringsvoorwaarden opgesteld, die inmiddels zijn uitge
breid met een aantal kwaliteitsregels waaraan aangesloten be
drijven zich conformeren. De commissie heeft een rapport
opgesteld hoe het kwaliteitsaspect moet worden ingevuld
.de grote
bedrijven die al
jaren op de
buitenlandse
markt bezig zijn,
gaan daar
natuurlijk
gewoon mee
door. Die kun je
niet samen
brengen.
voor een aantal basisprocessen. Het
leveren van kwaliteit is natuurlijk een
eigen verantwoordelijkheid van de be
drijven. Inmiddels is ook een toeziend
bureau ingesteld, dat kan optreden bij
conflicten tussen opdrachtgevers en
opdrachtnemers of een bepaald werk
besmet kan verklaren.
Commissie 4 heeft haar werk ook afge
rond. Zij verzorgde bijvoorbeeld de uit
gave van de Engelstalige „directory"
waarin alle aangesloten bedrijven met
omvang en activiteiten worden ge
noemd. Via andere kanalen volgen wij
nog wel de ontwikkelingen ten aanzien
van certificering, maar dat valt het best
te typeren als meedobberen op het vlot
van internationale regels. Maar als er
wat uitkomt, dan moet je er wel bij
zijn. Voorts doen we het voortraject
naar buitenlandse beurzen. Dan pro
beren we geïnteresseerde bedrijven bij
elkaar te brengen.
Bij het buitenlands beleid komen nogal
wat problemen om de hoek kijken,
want de bedrijven zijn zo ontzaglijk
verschillend. Er zijn enorm grote con
cerns en eenmansbedrijfjes. De één
opereert al jaren in het buitenland, de
ander nauwelijks. Om daar een beleid
op af te stemmen, is bijna onmogelijk.
Voor kleinere bedrijven is het alleen
interessant mee te doen aan incidentele
projecten en dan samen met een ander
bedrijf. Zelf marktonderzoek doen in
het buitenland is niet te doen. Dat lukt
niet. Geef daar nu maar eens beleid aan.
Dat was voor de commissie Buitenland
niet zo eenvoudig, immers wat je ook
aanpakt, de grote bedrijven die al jaren
op de buitenlandse markt bezig zijn,
gaan daar natuurlijk gewoon mee door.
Die kun je niet samenbrengen. Hun
treinen lopen gewoon door, elk in eigen
spoor. Je kunt hoogstens per project
wat gezamenlijk ondernemen.
Laatst kwam er een vraag van een
nieuw groot bedrijf (Kadaster) om sa
men wat op de buitenlandse markt te
doen. Over die vraag is veel gesproken.
De vraag op zich is zeker zinvol en
waard om er aandacht aan te schenken.
Mogelijk worden we er allemaal beter
van, maar het roept nogal wat conflict
situaties op. Als je als groot bedrijf in
een bepaald land al jaren bezig bent en
daar allerlei contacten hebt opgebouwd
en daar komt een groot project waarvan
een nieuwe concurrent zegt; „Zullen
we het samen doen?", dan zegt dat be-