1995-2 NGT GEODESIA algemeen toepasbaar zijn. Om op een doelmatige wijze praktijkgerichte thematische informatie te kunnen produ ceren, zullen er uniforme en multifunctionele topografische bestanden moeten zijn. De structuur van deze bestanden moet worden gebaseerd op Europese of andere internationale standaards. Het geodetisch onderwijs van nu bepaalt in belangrijke mate hoe de geodesie in de toekomst wordt beoefend. Om het onderwijs als direct sturend instrument te gebruiken, moeten de eindtermen van het geodetisch onderwijs aansluiten op de eisen van de functies waartoe de afgestudeerden zullen worden gevraagd. Wat minstens wordt beoogd, is dat de functies in het algemeen na een relatief korte periode van inwerken kunnen worden vervuld en dat de afgestudeerden zoveel mogelijk ook uitzicht hebben op inzetbaarheid in functies die de geodesie (nog) niet tot haar domein rekent. Als onderwijs aldus wordt gestuurd door de te vervullen functies (samengevat in de beroepsoriëntaties) mag zeker het WO niet ontaarden in een beroepsopleiding. In een daarom na te streven generaliserend fundamenteel karakter van het wo schuilen de vernieuwende ontplooïngsmogelijkheden voor het vak en zijn beoefenaars. Aandacht is te besteden aan: de inhoud van onderwijs, organisatie van het onderwijs in afzonderlijke programma's en onderlinge samenhang van de diverse programma's. De gedachte is dat de inhoudelijke accenten binnen een be paalde beroepsoriëntatie of specifieke functie voor wo, hbo en mbo en lbo in beginsel in grote lijnen dezelfde zijn en dat alleen de bekwaamhedendie op de diverse niveaus worden aangeleerd, verschillen. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat niet alle geodetische functiegebieden een beroep zullen doen op alle opleidingsniveaus. Daarom zal niet op alle niveaus voor alle functiegebieden behoeven te worden op geleid. Met name zal op wo- en HBO-niveau (maar speciaal op wo-niveau) de geometrische oriëntatie van de geodesie, als specialisatie, nadrukkelijker aanwezig zijn dan op het mbo- en LBO-niveau. Kortheidshalve en omdat daarbij de inhoudelijke accenten van beide beroepsoriëntaties het duidelijkst tot uitdrukking komen, concentreert het vervolg zich op het wo. Er is getracht om op een gestructureerde wijze tot de iden tificatie van gewenste onderivijsaccenten te komen. Om in vulling te geven aan het voor de geodesie als geheel geschetste profiel en om daarmee de horizontale binding tussen de diverse takken van geodetische beroepsuitoefening voor de toekomst zoveel mogelijk veilig te stellen, wordt voor beide oriëntaties uitgegaan van dezelfde hoofdaccentenmodel matige beschrijving, inwinning en verwerking, opslag en presentatie en gebruik van geo-informatie. Per oriëntatie worden daarna de trends aangegeven, die (uitgaande van de huidige situatie) het onderwijs zou moeten volgen. Voor de geometrische beroepsoriëntatie worden als trends onder kend: aandacht voor generalisatie van probleemstelling en -be handeling; meer aandacht voor dynamiek in probleemstelling en meetproces; nadruk op geometrische kwaliteitszorg; meer aandacht voor fysische begrenzingen van het meet proces; meer aandacht voor aardwetenschappelijke toepassingen. Voor de geo-informatische beroeps oriëntatie zijn de trends: meer aandacht voor ontwerp en con ceptuele aspecten, zoals normalisatie; minder aandacht voor specifieke technieken voor inwinning en ver werking; nadruk op algemene produktkwali- teit; meer aandacht voor presentatie; meer aandacht voor economische en projectmatige aspecten. Om de richting waarin het onderwijs zou moeten worden ontwikkeld meer concreet aan te geven, zijn voor elk van de beroepsoriëntaties (maar dus primair voor het wo) deze trends te vertalen in kenmerkende onderwerpen. De beschouwing van de gewenste onderwijsstructuren beperkt zich tot enkele hoofdzaken: Suggesties relatie tussen wo en hbo, waarbij om de voor beide typen ingenieursopleidin- wo-opleidingen gen moet worden gezocht naar een voor onderscheid in de eindtermen en „geometrist" naar een manier om gezamenlijk en ,,geo- doeltreffend de arbeidsmarkt te be- informant" strijken; dadelijk aan de relatie tussen de HBO-programma's basis van elkaar (geodesie en hydrografie) onderling, te scheiden, waarbij moet worden gestreefd naar moeten worden wederzijdse inzetbaarheid van afge- afgewezen. studeerden en recht wordt gedaan aan de bundeling van geodetische functies voor de geo-informatische oriëntatie; relaties tussen wo in de geodesie en wo in het algemeen, waarbij gericht moet worden gestreefd naar de ge zamenlijke invulling van de oplei dingen voor de geometrische en geo- informatische beroepsoriëntaties; relatie tussen hbo en mbo/lbo, waar bij door wederzijdse afstemming van eindtermen moet worden gesteefd naar een doelmatige aansluiting op de behoeften van de toekomstige markt; internationalisering van het onder wijs, waardoor de in Nederland aan wezige expertise in internationaal verband beter dienstbaar wordt ge maakt en het economisch draagvlak van de betrokken instellingen, moge lijk aanzienlijk, wordt verbreed; post-tertiair onderwijs, waardoor de geodesie in Nederland haar toe rusting voor het aangaan van nieuwe uitdagingen kan actualiseren. De Faculteit der Geodesie heeft zich in samenhang met haar unieke wo- programma in de geodesie in de loop 80

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1995 | | pagina 8