NGT GEODESIA '995-3 op het gebied van de beschikbaarstel ling van digitale, geografische data in Engeland. Zowel individuele personen als instituten/bedrijven kunnen lid worden van de AGI (vergelijk NVK in Nederland). Tevens is de AGI een krachtig lobby-instituut wat met de verschillende (rijks)overheden probeert afspraken te maken over de beschik baarstelling en het gebruik van digitale, geografische data. Het congres had als themaBroadening your horizons". Naast uiteraard aan dacht voor verschillende toepassingen en applicaties werd veel aandacht be steed aan thema's als standaardisatie en nieuwe technieken voor beschikbaar stelling van data. Standaardisatie is momenteel een on derwerp dat veel in de belangstelling staat, ook in Nederland. Derhalve was het leerzaam om eens te bekijken hoe de Engelse situatie er uitziet. Stan daards op het gebied van digitale data kunnen globaal worden verdeeld in standaards voor uitwisseling van data, standaards voor het beschrijven van de kwaliteit van data en standaards voor het beschrijven van databestanden (me- ta-data). Al deze standaards hebben tot doel om samenwerking en uitwisseling van gegevens te bevorderen en om ge gevens beter op elkaar aan te sluiten. Op het congres werd veel gesproken over de organisatie en realisatie van standaards en weinig over feitelijke (be staande) standaards. Vanuit Engeland wordt veel geparticipeerd in werkgroe pen voor de ontwikkeling van Europese standaards, zowel op civiel als op mili tair terrein. Opvallend is echrer dat veel sprekers van mening waren dat het niet alleen te langzaam ging, maar dat in veel gevallen deze standaards niet eens (goed) bruikbaar waren vanwege het hogere generalisatieniveau. Derhalve werd regelmatig gepleit voor het ont wikkelen van eigen standaards op een lager niveau vanwege de grote urgentie die momenteel bestaat om tot stan daards te komen. Dat dit de uitwisse ling van data op Europees niveau niet bevordert, mag duidelijk zijn. Regel matig werd echter de vraag opgeworpen wat momenteel belangrijker is: snel kunnen uitwisselen op nationaal niveau of op langere termijn kunnen uitwisse len binnen Europa, waarbij men voor lopig op nationaal niveau daarop moet wachten. De meeste sprekers en toe hoorders waren van mening dat het eer ste belangrijker is. Europa volgt later wel. Of dit specifiek voor Engeland geldt met een zekere gereserveerdheid tegen Europa of ook voor veel andere landen, is mij niet bekend. Het komt mij voor dat vanuit Engeland bezien „broadening your horizons" ophoudt bij Het Kanaal. Een ander onderwerp betrof de be schikbaarstelling van data middels nieuwe technieken. Veel presentaties handelden over applicaties waarin deze technieken zijn opgenomen. Het ging hierbij onder andere over ISDN en CDROM. Koppeling van GIS-applica- ties op verschillende locaties middels een ISDN-verbinding leverde goede resultaten op. Opvallend was dat de kosten, afhankelijk van het gebruik, redelijk beheersbaar bleken te zijn. De reden hiervoor was dat elk van de ge presenteerde applicaties een eigen op lossing had gevonden om zo weinig mogelijk van het netwerk gebruik te maken. Een voorbeeld hiervan is om op iedere locatie een identieke database te plaatsen, die een kopie is van de origi nele database op een bepaald moment. Over het netwerk worden alleen de wijzigingen op de database bijgehou den in een aparte database. Een andere opmerkelijke applicatie was gebouwd voor een waterleidingbedrijf met verschillende kleine „dienstkrin- gen". Deze bestaan vaak uit slechts en kele personen. Om deze personen toe gang te verschaffen tot „actuele" geo grafische gegevens, is een systeem ont worpen waarbij regelmatig (zes maal per jaar) een nieuwe CD wordt ge drukt, die verspreid wordt onder de dienstkringen. Deze beschikken over een eenvoudige applicatie op PC (totale kosten 10 000 per locatie) om de informatie te betrekken die benodigd is. Een netwerkverbinding is gezien de bescheiden wens tot actualiseren, het geringe gebruik en de omvang van de dienstkringen niet lonend. De kosten van het regelmatig herdrukken van de CD's en het verspreiden bedraagt onge veer 9000,- per jaar bij vijftig exem plaren per keer. Concluderend was het een nuttig en in teressant congres, waarbij met name de toepassing van nieuwe technieken veel belovend is. En wat de standaards be treft: de verwachting is dat er uiteinde lijk wel goede standaards beschikbaar komen op de diverse lagen. P. M. Kuggeleijn Bezoek NGL Noord-Holland aan Wijkertunnel Met echt technisch weer kwamen ruim 40 deelnemers op 13 december 1994 naar het informatiecentrum van de Wijkertunnel bij IJmuiden. Project- voorlichter Maddy Kloet gaf een uitge breide uiteenzetting over het project, met al zijn facetten (haar verhaal is al grotendeels opgenomen in het verslag van de VMDR-excursie naar de tunnel; zie NGT Geodesia no. 11, p. 487). Er valt nog aan toe te voegen dat door de verlegging van de A9 voor Beverwijk ruimte komt voor ruim 3200 nieuwe woningen; het gaat hier dus om méér dan alleen de oplossing van een ver keersprobleem. De nieuwe tunnel en de bestaande Velsertunnel zullen een soort twee-eenheid vormen, met één bedie ningsgebouw: de eerste voor het door gaand verkeer en de tweede voor het regionaal verkeer. Door dit systeem zal het IJmondgebied worden verlost van files; waar ze vervolgens zullen op treden, is afwachten... Vervolgens hield RWS-er IJsbrand van der Bent een presentatie over de meet- technische aspecten van het afzinken van tunnel-elementen. Daar kwam zelfs nog een portie wiskunde aan te pas, die hij door zijn heldere uitleg en dia's goed wist over te brengen. Het blijft voor land-landmeters (en dat waren de meeste deelnemers) altijd weer verba zingwekkend hoe je onder water tun nel-elementen weet te plaatsen. Als een tunnel-element op de bouwplaats ligt (drijft) worden er meettorens op aange bracht, waarop men tijdens het af zinken richt voor de bepaling van de positie. Het vastleggen (in 3D) van die torens in het lokale stelsel van het element vereist het nodige praktische landmeetkundige improvisatietalent (het element steekt slechts enkele deci meters boven de waterspiegel uit en ligt uiteraard niet stil). Van der Bent had zelf een methode ontwikkeld waarbij de theodoliet niet horizontaal hoeft te staan (enig rumoer in de zaal) en waar bij door overbepaling alle punten op en aan het tunnel-element aan elkaar kun nen worden gerekend. Het afzinken van één element duurt 15 tot 20 uur en er wordt voortdurend en met veel con troles gemeten. De tolerantie bedraagt 2 tot 3 cm. Over GPS is al wel nage dacht, maar probleem is dat het niet ge garandeerd 24 uur beschikbaar is. Ook is het voor relatief korte tunnels niet echt nodig; metingen kunnen zonder problemen vanaf de oever worden uit gevoerd. 159

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1995 | | pagina 35