A Gletsjerveranderingen Gebruik van een GIS 1943- 1968 1968 - 1985 1943- 1985 0,87 m 0,43 m 0,95 m NGT GEODESIA Fig. 6. Driedimensionale gletsjerafbeeldingen zij-aanzichten De notatie m/m2 wordt vaak in de glaciologie gebruikt en betekent het aan tal m3 per m2. Fig. 7. Lengteprofiel van de Leverett- materiaal van 1943 en de grotere vlieg- gletsjer. hoogte in 1985. Er is ook sprake van een relatieve precisie als metingen uit twee verschillende modellen worden gebruikt om bijvoorbeeld de volume verandering tussen de jaargangen te bepalen. Deze relatieve precisie wordt bepaald door het verschil te nemen tus sen een punt in het ene en het andere model en hierop de voortplantingswet van de varianties toe te passen (tabel 2). Hierbij wordt terecht aangenomen dat de correlatie tussen de puntmetingen nul is, omdat in verschillende stereo modellen wordt gemeten. Uit tabel 2 blijkt dat, zodra twee mo- Tabel 2. dellen met elkaar worden vergeleken, Relatieve hoogte- de relatieve hoogteprecisie beter is dan precisie tussen twee de projecteis van 1,4 m. modellen. '995-4 De betrouwbaarheid van berekende volumeveranderingen (zie verderop) kan worden bepaald door uit te gaan van hoogtemetingen in gebieden waarvan aangenomen mag wor den dat de topografie daar door de tijd niet veranderd is en dus berekende volumeveranderingen theoretisch nul moeten bedragen. In dit geval zijn daarvoor twee gebieden gekozen. Voor de perioden 1943 - 1968, 1968 - 1985 en 1943 - 1985 bedroegen berekende volumeveranderingen voor gebied 1 bepaald uit metingen in 70 punten respectievelijk 1,5 m/m2, —2,4 m/m2 en —0,9 m/m2*). Voor gebied 2 (95 punten) wa ren deze veranderingen -1,4 m/m2, 1,4 m/m2 en 0,1 m/m2. Om gletsjerveranderingen te kunnen aantonen, is gebruik gemaakt van een GIS (ARC/INFO). Met de verschillende gereedschappen binnen de GRID-(raster)module zijn om de 100 m hellingshoeken en bijbehorende richtingen van het gletsjeroppervlak bepaald. De hoeken en richtingen zijn af gebeeld als vectoren (fig. 5). Voor iedere jaargang zijn op deze manier afbeeldingen gemaakt, waardoor kan worden vastgesteld of stromingspatronen van de gletsjer door de tijd zijn veranderd. De hellingshoeken en hellingsrichtingen zijn bepaald met een precisie van respectievelijk 0,5° en 7°. 9750m 10000m 10250m 10500m 10750m 11000m Y-as lengteprofiel 1943 lengteprofiel 1985 lengteprofiel 1968 lengteprofiel 1992 Met behulp van een programma in Arcinfo Macro Language, beschreven in [1], zijn uit de DHM's volumeveranderingen berekend. Hierbij wordt de ijsrand gebruikt als het gebied waarbinnen de volumeberekening plaatsvindt. Ook zijn voor acht geselecteerde gebieden binnen de ijsrand volumeveran deringen berekend. Hierdoor kan worden nagegaan of ver anderingen plaatselijk karakteristiek verschillen ten opzichte van de volumeveranderingen van de gehele gletsjer. Met be hulp van ARCPLOT zijn de volgende afbeeldingen gemaakt: per jaargang een hoogtelijnenkaart met een hoogte-interval van 25 m; per periode tussen de jaargangen een lij nenkaart met de 5 m interval hoogteverschillen; voor elke jaargang een driedimensionale afbeelding van de gletsjer gezien vanuit verschillende gezichtspunten (fig. 6); een kaart met de hellingshoeken van de drie jaargangen. Deze kaarten kunnen door de bij het GIMEX-project be trokken fysische geografen worden gebruikt voor het vast stellen van vormveranderingen. Resultaten De gletsjer is in de periode 1943 - 1968 met 18,9 m/m2 in volume afgenomen en in de periode 1968 - 1985 met 21,2 m/m2 toegenomen. Uit profielmetingen blijkt dat de Sz 197

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1995 | | pagina 25