Een dagje... Verkeersongevallenregistratie De één zijn dood en de ander zijn brood Waar zijn we aan begonnen? NGT GEODESIA 1995-4 gis, networks, profile gis, netwerken, reportage KEYWORDS TREFWOORDEN Landmeters behoren tot een categorie beroepsuitoefenaars die zich veel op en langs de weg bevindt. Uit dien hoofde zijn ze soms zelf slachtoffer van onvoorziene ontmoetingen met derden of getuige van onfortuinlijke manoeuvres van anderen. Zouden landmeters vaker bij ongevallen zijn betrokken dan andere beroepsgroepen? We weten het niet, maar het zou interessant zijn een overzicht samen te stellen over de laatste vijfjaar. Wellicht vallen daaruit ook andere interessante conclusies te trekken, bijvoorbeeld welke leeftijdsgroep de meeste ongelukken overkomt en of de reis naar het werk riskanter is dan de terugreis. Er zouden maatregelen kunnen worden genomen voor veiliger werken. Een dergelijke registratie bestaat (nog) niet, tenminste ze is nog niet geselec teerd op dat niveau. Toch zijn er vol doende gegevens voorhanden om die opzet te kunnen maken; al sinds 1973 wordt elk ongeval, tenminste dat waar de politie aan te pas is gekomen, zorg vuldig geregistreerd en opgenomen in de computersystemen van de Advies dienst Verkeer en Vervoer (AW), hoofdafdeling Basisgegevens, van de Rijkswaterstaat te Heerlen, voorheen bekend als Dienst Verkeers Ongevallen Registratie (VOR). Theo Scheele, redacteur. Landmeters raken ook weieens van de weg. Door het sterk toegenomen verkeer en de daarmee gepaard gaande groei van de verkeersonveiligheid werd de roep om een gestructureerd en sluitend systeem voor het landelijk, en vooral eenduidig, registreren van ongevallen steeds luider. Na enig denkwerk en onderzoek werd een basisopzet gecon strueerd. Dat die dienst in Heerlen werd gevestigd, was te danken aan het feit dat er arbeidsplaatsen moesten worden gecreëerd voor Limburgers die als gevolg van de mijnsluiting in groten getale brodeloos dreigden te worden. Omdat wegbeheerders, politie en Openbaar Ministerie er alle belang bij hadden inzicht te krijgen in ongevallen concentraties, werd eerst de politie-ongevallenpapierwinkel eenduidig gemaakt. De gegevens moesten alle informatie verstrekken over de aard van het ongeval, de mensen die erbij betrokken waren en de voertuigen, te onderscheiden in: dodelijke ongevallen, lichamelijk letsel en UMS (uitsluitend materiële schade); vooral van belang was de geografische plaats van het ongeval. Voor dit laatste werden stratenlijsten gehanteerd, met als doel concentraties van verkeersongeval len zichtbaar maken om daaruit adequate maatregelen af te leiden. Uitgangspunt was de zogenaamde 80 - 20 regel, dat wil zeggen probeer 20% van de situaties te lokaliseren waar 80% van de ongevallen plaatsvindt. Dat stelde tegelijkertijd eisen aan de opzet. Goede voorbereiding was noodzakelijk, want als je eenmaal bezig bent, kun je niet zo gemakkelijk weer veranderen in de basisopzet. Nadat het locatiesysteem was opgebouwd, konden 220 omgeschoolde mijnwerkers zich storten op de jaarlijkse formulierenstroom die nu al uit 300000 stuks bestaat. Ger Vermeulen, hoofd van de afdeling Inwinning en Ver werking, schetst enkele ontwikkelingen rondom het lokalise ren van ongevallen. Vooral de stratenlijsten bleken al gauw een ondoelmatig middel om de geografische plaats van de ge beurtenissen vast te leggen of weer te geven, en de roep om een digitaal produkt groeide met de dag. Omstreeks 1982 ging de kogel door de kerk en werd een geheel nieuw digitaal netwerk opgezet, gebaseerd op de (papieren) Topografische Kaart 1 10 000 van de Topografische Dienst Nederland (TDN), die geheel met de hand werd gedigitaliseerd en ver- 199

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1995 | | pagina 27