Verbreding door
versmalling
1995-4
NGT GEODESIA
aan remote sensing en geografische informatiesystemen.
Maar het zeer brede spectrum dat de geodesie beslaat in ver
gelijking met de beperkte capaciteit vormt een handicap. Het
kan leiden tot „divergentie en afvlakking". Dat wil zeggen:
delen van het vakgebied kunnen van elkaar vervreemden
waardoor het gemeenschappelijke karakter niet meer wordt
gevoeld, met alle nare gevolgen van dien. Om afvlakking
tegen te gaan, moet een goed evenwicht worden gevonden
tussen ontwikkelingen in de breedte en in de diepte. Het zeer
brede spectrum van het vakgebied en het geringe aantal be
oefenaars ervan noodzaakt hier ook toe. Bogaerts daaren
tegen stelt: „In de geometrie moeten we naar een zekere
fundamentalisering, dat is waar. Maar in de toegepaste sector
moeten we ons niet al te zeer bezighouden met fundamen
talisering. Dit omdat we enerzijds daarvoor te klein zijn en
anderzijds er al veel disciplines zich hiermee bemoeien. Het
heeft geen zin om wetenschappelijk onderzoek te dupliceren.
We moeten daarbij ook oppassen dat we niet terechtkomen
in een fundamentalisch isolationisme".
We moeten
oppassen dat we
niet terecht
komen in
een fundamen
talistisch
isolationisme.
Vegetation
map /$jjj
Digital
terrain
model
Economie
map
LUNDA
345
Lunda 4:3
10 Acres
Spruce
80 Years
4 m3
ID nr
Property
Acreage
Species
Age
Site q class
Tabular
data
Zonder
inhoudelijke
kennis van
tenminste één
toepassings
gebied kan de
geodeet zijn
taken niet goed
uitvoeren.
Remote sensing
en geografische
informatiesystemen
zijn duidelijk
nieuwe taakvelden
binnen de geodesie.
Het toekomstige werkveld van de geo
desie, zoals het NGP dat ziet, kan tot
een Babylonische spraakverwarring
aanleiding geven. Dat komt doordat
het NGP tegelijkertijd zowel een ver
smalling als een verbreding van het vak
gebied voorstaat. Aardoom: „Verbre
ding van de missie is een uitgangspunt
geweest van de commissie". De verbre
ding zit vooral in het feit dat aan de
geometrie niet meer die dominante rol
wordt toegekend als in het verleden het
geval is geweest. Naast de geometrie
verdient ook de thematiek binnen de
geodesie een belangrijke mate van aan
dacht. De versmalling, die het NGP
aanbrengt, betreft het afzien van een
duidelijk toepassingsgebied. Dat toe
passingsgebied is steeds de planolo-
gisch-juridische geodesie geweest.
Thans wordt dat veel meer gezien als
een van de vele mogelijke toepassings
velden, en veel minder als het specifieke
toepassingsdomein. „Uiteraard is de
planologisch-juridische geodesie ge
zichtsbepalend", vindt Aardoom, maar
het blijft een toepassingsveld in het ka
der van de geo-informatievoorziening
zoals ook het kustbeheer en de milieu
zorg dat is. Teunissen stelt: „De doel
stelling is niet per se geweest om uit te
komen op een verbreed vakgebied voor
de geodesie". Wel meent hij dat juist
door de „visuele versmalling" de funda
menten gelegd kunnen worden voor
een breder toepassingsveld.
Wordt met de taakstelling van de geo
deet als geo-informatievoorziener aan
derden, zoals het NGP dat beoogt, niet
een te grote beperking aan diezelfde
geodeet opgelegd? Want hoe kan men
aandacht besteden aan de thematiek als
de toepassingsvelden niet gedefinieerd
zijn? Of, zoals Molenaar constateert:
„Het is nog maar de vraag of de geodeet
als leverancier van ruimtelijke informa
tie zijn taken nog wel goed kan uitvoe
ren, zonder inhoudelijke kennis van
tenminste enkele belangrijke toepas
singsvelden". Bogaerts meent dat in de
land- en stadsinrichting geen grote
markt ligt voor geodeten. Daarom
moet de inhoud van de planologische
geodesie meer komen te liggen op de
toepassing van vastgoedinformatie bij
overheid en grondbeleid. Dat corres
pondeert ook meer met de internatio
nale trend.
Schwarz is ervan overtuigd dat geo
deten te smal bezig zijn. Hun bezig-
208