NGP+
Pleisters
NGT GEODESIA
'995-4
heden concentreren zich te zeer op en
rond de aarde. Er komt te veel geo in
het NGP voor en te weinig ruimte. Op
alle drie de markten, die het NGP on
derkent: De aarde als natuurlijk object,
Inrichting en Beheer, en Plaatsbepaling,
zijn legio mogelijkheden, mits de be
perkende uitgangspunten worden los
gelaten. Schwarz noemt vele voorbeel
den: routebepaling, logistiek, begelei
ding bijzondere transporten, rekening
rijden, vergroten verkeersveiligheid, ro
botica, ontwerp, inrichting en beheer
van infrastructuur, gebouwenbeheer,
simulatoren voor training, virtual reali
ty systemen en 3D spelletjes. Hoe kan
men de dichtgetimmerde stellingen
rondom de geodesie openbreken? Het
trefwoord hiertoe is volgens Schwarz
openheid: open netwerken opbouwen
en openstaan voor nieuwe richtingen
en ideeën. Om aan te geven dat het
hem menens is, stelt hij dat hij pas echt
trots is, als er over zo'n jaar of vijftien
een geodeet is, die hoofd is van de Af
deling Virtual Reality van Philips.
Wanneer men de breedheid van het
vakgebied in ogenschouw neemt, kan
men zich afvragen of er nog wel zoiets
bestaat als een specifiek geodetisch vak
gebied. Hierover is Molenaar zeer dui
delijk: „Een van de grote misconcepties
is dat je over een geodetisch vakgebied
praat. Dat is er natuurlijk niet. Je hebt
de geodesie en je hebt geodeten. De
geodesie kun je ongeveer zetten voor de
kern van het kennisveld waarmee geo
deten bezig zijn. Dat kennisveld moet
je strategisch kiezen zodat geodeten op
zo'n breed mogelijk veld in de maat
schappij te werk kunnen gaan".
Is het Nationaal Geodetische Plan ook
daadwerkelijk een plan? Volgens Jelle-
ma niet. Hij ziet in het plan niet meer
dan een goede inventarisatie, die de
richting aanreikt. Maar de daadwerke
lijke koers moet nog uitgezet worden.
Daarvoor is een echt plan nodig, het
NGP+. Van de Velde daarentegen
meent dat het plan een duidelijke
koerswijziging ten opzichte van het ver
leden bevat. Hij vat dit samen onder de
noemer: van coördinaat denken naar
informatie denken. „Men moet niet
zeuren of die koerswijziging nu 120,
160 of 180 graden dient te zijn." Hij is
echter niet positief gestemd over de
haalbaarheid van het plan daar de uit
voering in de handen van mensen ligt,
met al hun zwakheden, „op basis van
vrijheid/blijheid". Ook Molenaar is
Het is een
misconceptie te
menen dat er
een geodetisch
vakgebied
bestaat.
Het NGP
is geen plan
maar een
inventarisatie.
Moet de geodesie
haar blikveld
verruimen naar het
buitenland?
Ligt de toekomst in
het oosten?
sceptisch over realisering, met name met betrekking tot het
onderzoek. Er zijn nauwelijks middelen om de uitvoering er
van te sturen. Hij bepleit daarom de oprichting van een
onderzoeksschool op het gebied van de geo-informatica.
Bovendien moet een goede aansluiting worden gevonden
met disciplines als informatica, beeldverwerking en kartogra-
fie. Het geometrisch gerichte onderzoek zou moeten worden
uitgevoerd in een aardwetenschappelijke onderzoeksschool.
Hij onderkent weliswaar dat hierdoor het gevaar van twee
deling in de wetenschappelijke geodetische activiteiten niet
denkbeeldig is, maar constateert tevens dat deze situatie
thans ook niet anders is.
Nederland is natuurlijk niet alleen op de wereld. De wereld
wordt steeds kleiner. Velen spreken al over een Global Villa-
ge. Het is daarom des te opvallender dat het NGP zo weinig
aandacht besteedt aan de internationale ontwikkelingen. Dat
komt, aldus Aardoom, omdat het de realiteit is dat de Neder
landse geodeet niet zo internationaal bezig is. Hij baseert zich
hierbij op een enkele jaren oud marktonderzoek. „Om aan
de veilige kant te blijven, hebben we ons daarom uitsluitend
gericht op de Nederlandse behoeften. Maar als de expertise
exporteerbaar is, dan is dat meegenomen". Jellema betwijfelt
of Europa ooit een belangrijke markt voor de Nederlandse
geodeten kan worden, wegens verschillen in historie en cul
tuur. De investeringen zijn zo hoog, aldus van de Velde, dat
de toekomst van het geodetische bedrijfsleven eenvoudigweg
in het buitenland ligt. Als je je tot Nederland beperkt, dan
kan het bedrijfsleven wel pleisters gaan verkopen. Ook de
universiteit opereert erg nationaal, aldus Bogaerts, hoewel hij
erkent dat in de geometrische sector wel goed internationaal
wordt samengewerkt. Als we ons alleen richten op Neder
land, is dat in het kader van de internationale ontwikke
lingen zeer slecht. Hij sluit daarmee aan op het NGP dat stelt
dat de in Nederland aanwezige expertise aan de universiteit
internationaal beter te gelde moet worden gemaakt.
209