Geo-informatievoorziening in Nederlandse gemeenten
BOEKBESPREKING
Probleemveld
Theorievorming rond Nolan
Sleutel voor succes
Empirisch onderzoek
NGT GEODESIA
Met de veelbelovende titel „Geo-
informatievoorziening in Nederlandse
Gemeenten" heeft dr. ir. A. Graaf
land zijn onderzoeksresultaten in
boekvorm op de markt gebracht. In
het eerste kwartaal van 1993 verscheen
in het weekblad Computable al een
zeer korte reactie en een „eenzijdige"
samenvatting van de conclusies van
het onderzoek. Hier volgt een uitge
breidere versie, waarbij meer aandacht
uitgaat naar de inhoud van het boek.
Het boek bestaat uit vijf delen en ruim
550 pagina's. De theorievorming rond
informatievoorziening en het opzetten
van een analysemodel voor de automa
tiseringsontwikkeling neemt met twee
delen een belangrijke plaats in. De uit
gebreide bijlage neemt met 120 pagi
na's een fors deel voor zijn rekening.
Het probleemveld van geo-informatie-
voorziening is dermate complex dat uit
voerig uitleg wordt gegeven over be
gripsbepaling en de rol van beslissings
niveaus bij informatiesystemen. In het
kort wordt ingegaan op de rol van orga
nisatie van de informatievoorziening.
Hierbij wordt mijns inziens meer aan
dacht gegeven aan huidige structuren
en hun historie dan aan het principe
„organiseren" zelf en de daarbij be
horende effecten. Overigens komt dit
laatste onderwerp (de effecten) wel te
rug bij de theorievorming.
ing. M. P.
van de Ven,
redacteur.
Fig. 1.
Informatiestromen
tussen gemeenten en
andere organisaties
op het gebied van
gebouwen.
(Bron: SVI1992.)
Kadaster
4
Woning
corpo-
%Y. NpVD
iV A
Waterschap
Taxateur
XV \eV;
bcstemmings-
Pl
Gemeente
Provincie
Notaris
X3/X9
Rechts
persoon
Indiv.
huishouden
Top
Dicnsl
Makelaar
Onder de subtitel Interbestuurlijke informatievoorziening...
komen veel bekende instituten en instellingen aan de orde,
die de laatste tien jaar in de belangstelling hebben gestaan
(bijvoorbeeld SOAG, BOCO, RAVI en VNG). Geleidelijk
aan is een verschuiving opgetreden van een centrale aanpak
naar een decentrale. Opmerkelijk is de kritiek richting
GFO's die door de VNG worden vervaardigd. Ook al heeft
de VNG een deel van die kritiek inmiddels opgepakt, nog
steeds is er een aantal forse belemmeringen in de toepassing
van GFO's:
GFO's vormen volgens gemeenten een automatiserings
probleem;
te weinig betrokkenheid van management en bestuur;
ontbreken van handvatten om GFO's geleidelijk aan te
implementeren.
Het is opmerkelijk dat ook in dit onderzoek niet goed blijkt
of in de praktijk het onderscheid tussen automatiseren en
informatiseren wel in de juiste mate wordt doorgevoerd!
Het theoretische deel geeft veel aandacht aan de ontwikke
ling van de informatievoorziening in organisaties. Omdat in
de praktijk het vier-fasenmodel van Nolan veel wordt ge
bruikt en bij onderzoekers nog steeds stof voor analyse geeft,
wordt een uitvoerige beschrijving van het model gegeven (15
pagina's). Meningen van Nederlandse wetenschappers over
dit model worden op verschillende plaatsen in de tekst naar
voren gebracht. Graafland geeft een aantal malen commen
taar op onderzoekers die het model nadrukkelijk hebben
getoetst. De verschillende interpretaties zijn leerzaam, maar
laten zich moeilijk onderscheiden. Het ontbreken van illus
tratieve voorbeelden is hier debet aan.
Succes van de toepassing van informatietechnologie (IT)
hangt af van de acties van en de interactie tussen de ge
meentelijke managers en de leveranciers. Een sterke ge
meentelijke automatiseringsafdeling vormt vaak de sleutel
tot succes.
Uiteindelijk blijkt uit het onderzoek dat het model van
Nolan goed hanteerbaar is. De groei van de automatisering is
weer te geven door een samenstel van S-curven op concep
tueel niveau. Volgens de evolutionaire modellen voor organi
satie-ontwikkeling zou het model moeten worden gespecifi
ceerd naar organisatiegrootte. Er wordt geen aandacht be
steed aan het herkennen van fase-specifieke eigenschappen
en methoden om de faselijn te blijven volgen.
In het derde deel van het boek wordt uitvoerig aandacht
besteed aan het landelijk empirisch onderzoek van 1988. Dit
onderzoek, verricht door het onderzoeksinstituut OTB in
Delft, is er mede op ingericht om de theoretische stellingen
omtrent het Nolan-model te toetsen. De enquêtevragen wor-
255