NGT GEODESIA
maar spaarzaam dieptegegevens bekend
zijn (dit wordt wereldwijd centraal ge
registreerd): vaak liggen twee peilingen
tientallen mijlen uit elkaar. Mooie,
vloeiende, dieptelijnen moeten qua lig
ging dus met een behoorlijke korrel
zout worden genomen. Vervolgens ver
telde Velberg over hydrografie, die zich
- wat de Hydrografische Dienst betreft
beperkt tot de Noordzee. Hij maakte
duidelijk dat dat topografisch gezien
een druk gebied is. De Noordzeebodem
wordt in raaien van 50 m gemeten, om
dat er veel metershoge zandribbels op
de zeebodem voorkomen. Op de
scheepvaartroutes moeten die raaien di
verse keren per jaar worden opgeno
men, omdat de (on)diepte van de zee
en de diepgang van de schepen elkaar
soms erg dicht naderen. De tegen
strijdigheid doet zich daarbij voor dat
om veiligheidsredenen de dieptegetal
len eigenlijk naar beneden moeten wor
den afgerond; daardoor kan echter de
indruk worden gewekt dat een bepaalde
vaargeul niet diep genoeg is voor grote
schepen, zodat die naar een concurre
rende haven gaan!
Men heeft de zeebodem gedefinieerd
als dat niveau dat een signaal van 210
Khz reflecteert (dat is een internatio
nale afspraak); het slib dat daar nog
„boven" ligt, is zo dun dat een schip
zich daar wel doorheen kan werken.
Het referentieniveau is LaagLaag-
WaterSpring (LLWS). Schepen kun
nen dus op de vloed met grotere diep
gang binnenkomen dan volgens de zee
kaart mogelijk is.
Al met al was het een prettige en inte
ressante kennismaking met het com
plement van de landmeetkunde. Ge
combineerd met de goede verzorging
en organisatie van het bezoek door de
marine (inclusief het weer) werd het
een zeer geslaagde middag.
Ad van der Meer
PUBLIKATIES
300 jaar kaart van „de Vou en
de Hooghe"
In Rotterdam wordt dit jaar aandacht
besteed aan het 300-jarig jubileum van
de „Kaart de Vou". De kaart van „Rot
terdam met al syn gebouwen is een re-
produktie van de oorspronkelijke plat
tegrond van 1694. Deze wordt uitgege
ven ter gelegenheid van het feit dat 300
jaar geleden, op 16 mei 1695, de kaart
voor het eerst werd gepubliceerd. De
kaart is een verkleining van de oor
spronkelijke samenstelling die werd ge
drukt in een oplage van 600 exempla
ren en waarvan sommige met de hand
werden ingekleurd. Op de kaart zijn de
gebouwen in opstand ingetekend, dat
wil zeggen zowel het grondvlak als de
hoogte zijn weergegeven. Deze weer
gave van het kaartbeeld in vogelvlucht
perspectief maakt de kaart waardevol
voor wie een indruk wil hebben van
Rotterdam aan het eind van de 17e
eeuw.
De vroedschap van Rotterdam verleen
de haar goedkeuring tot het geven van
de opdracht voor het vervaardigen van
de kaart aan Romeijn de Hooghe te
Haarlem nadat de burgemeesteren had
den verklaard dat sy van gedagten
waren, dat men de Stad van Rotterdam
met de omleggende cituatiën met kleine
onkosten soude konnen doen brengen op
een platte kaart, naar het exempel van
andere steden, wanneer de kaerten tot
voordeel van de Stad wierden verkoft".
Romeyn de Hooghe, de beroemdste
grafisch kunstenaar van ons land aan
het einde van de 17e eeuw, werkte on
der andere in dienst van stadhouder
koning Willem III. Hij was meester in
het vervaardigen van afbeeldingen in
koperen platen, zodat daarvan afdruk
ken konden worden gemaakt en ge
bruikte hiervoor voornamelijk etstech
nieken. Ook de Rotterdamse kaart met
bijwerk randversieringen) is geëtst.
Het is aannemelijk dat De Vou die in
of bij Rotterdam werkte, als voorbeeld
voor het tekenen van de kaart gebruik
heeft gemaakt van de sinds 1626 be
staande en voor die tijd bijzonder
nauwkeurige kaart van Balthazar Flo-
risz van Berckenrode. Dit staat echter
nergens vermeld. Mogelijk is De Vou
met de kaart van Van Berckenrode de
'995-5
stad ingegaan om de veranderingen te
noteren en in te tekenen. Maar tijdge
noot Gerard Spaan die nogal onder de
indruk was van De Vou, beweerde in
zijn „Beschrijvinge der stad Rotter
dam..." van 1698 dat De Vou voor
deze kaart de hele stad had opgemeten.
Met behulp van de aldus verzamelde
gegevens zou De Hooghe zijn eerste
versie van de kaart kunnen hebben ge
tekend. Dat De Vou tekenaar is ge
weest van de stadsgezichten lijkt wel
zeker: zijn naam staat erop. Het eerste
ontwerp heeft de goedkeuring van de
vroede vaderen niet kunnen wegdra
gen. In een brief d.d. 11 januari 1692
schrijven zij aan de Hooghe dat de
kaart met menig vuldige fauten is ver
vult en schijnt meerder naar oude kaarten
getrocken, dan naar de ware geschapen-
heyt van onze Stadt te gelycken
Het lijkt buitengewoon onwaarschijn
lijk dat Johannes de Vou toen begon
aan een veel nauwkeuriger vergelijking
van zijn kaart met de werkelijke toe
stand van het wegenplan binnen en
buiten de stad. De tweede versie van de
kaart is zo goed, dat hij door een vak
man moet zijn gemaakt. De enige naam
die in dit verband wordt genoemd, is
die van de stadsbouwmeester, Jan Per-
soons, van wie echter vaststaat dat hij er
niet veel aan heeft kunnen doen. De
vakman op dit gebied in Rotterdam
was Pieter Ancelin, maar zijn naam
wordt nergens genoemd. Wie het werk
daadwerkelijk heeft gedaan, zal moge
lijk altijd een vraag blijven. Elke plek in
Rotterdam werd nauwkeurig opgeno
men en de huizen stuk voor stuk in te
kening gebracht. Dat werk nam veel
tijd in beslag en het werd 16 mei 1695
voordat de burgemeesteren aan de