A Beëindiging verder onderzoek naar ver betering sensor met symmetriedetectie AS MICROSCOOP BAAK POSITIE BAAK POSITIE 2 NGT GEODESIA 100 50 0 200 600 800 1000 1200 1400 1600 1800 afstand (mm) Fig. 4. Onverwachte problemen: grote zaagtanden 1995-6 Tussen de produktiewerkzaamheden door werden nog veel experimenten uitgevoerd om het probleem met de auto matische symmetriedetectie op te lossen. Echter diverse elek tronische, mechanische en optische aanpassingen leidden niet tot het gewenste resultaat. Wel werd de aard van het probleem steeds duidelijker: praktijkbaken vertoonden zeer grillige reflectie-eigenschappen (fig. 7). Dit betekent dat een elektronische symmetriebepaling niet overeenkomt met een optische symmetriebepaling! De grote breedte van de licht- balkjes 200 micron) was aanleiding tot grote fouten als gevolg van variatie in reflectie-eigenschappen. Later bleek dat de streepbreedte van invarbaken wel tot 80 micron kon variëren! Dus voor symmetriedetectie is een breed lichtbalkje noodzakelijk. Op het gebied van het waterpassen zijn bovendien een aantal ontwikkelingen gaande, waarvoor het hiervoor beschreven systeem niet geschikt is. Een zeer belangrijke ontwikkeling is het automatisch registreren van de waarnemingen met be hulp van barcode-baken. Deze baken hebben een patroon met verschillende streepbreedten en kunnen dus niet met het beschreven systeem worden gekalibreerd. Verder wordt geëxperimenteerd met verschillende kleuren strepen (bij voorbeeld blauw). Gezien de geconstateerde problemen met reflectie-eigenschappen is de verwachting dat ook strepen met andere kleuren niet goed kunnen worden ge kalibreerd. De geconstateerde problemen plus de wensen voor de toe komst leidden ertoe dat in februari 1993 besloten werd te stoppen met verdere pogingen de symmetriedetectie te verbeteren. Het zal duidelijk zijn dat dit een moeilijke be slissing was, omdat zeer veel werk was verricht bij de ontwik keling van de detector. Wel was waardevolle ervaring op gedaan, die van pas zou komen bij de keuze van een alter natieve sensor. 127 C0N h L en elektronische aanpassingen). Met verbijstering werd geconstateerd dat de „zaagtanden" bij de tussengevoegde strepen slechts enkele microns groot waren. De altijd sluimerende bezorgd heid over het functioneren van het meetsysteem voor praktijkbaken werd concreet: het automatische systeem was niet goed genoeg, ondanks een goede herhalingsprecisie! Noodoplossing Na spoedoverleg, onder andere met de MD, werd besloten om voortaan met de gemonteerde microscoop te kali breren (vergroting 18 x, gezichtsveld ±10 mm, voorzien van een sjabloon- oculair). Om de meetduur acceptabel te houden, werd besloten een meetinter- val van 5 cm aan te houden. Dit leek gezien het gelijkmatige karakter van de correctiegrafieken een redelijke waarde. Omdat dit meetsysteem nog niet uit voerig was getest, werd het „omkeer"- experiment uitgevoerd. De standaard afwijking van het gemiddelde was 1,9 micron, een zeer bevredigend resultaat. Dat er ook nog sprake was van een nog niet eerder geconstateerde foutenbron, bleek bij kalibratie van de referentie liniaal. Om de invloed van de wrijving op de invarstrip van de referentieliniaal te minimaliseren, was de strip ongeveer om de 50 cm ondersteund. Dit had tot gevolg dat de strip halverwege de on dersteuning zo'n 0,5 mm doorhing. Dit leidde bij kalibratie tot de correctie grafiek van fig. 5. Hier is een golfpa troon te zien met een golflengte van 50 cm en een amplitude van 10 mi cron. De oorzaak van dit golfpatroon was het niet loodrecht staan van de as van de microscoop op de bewegings richting van de meetwagen. Als gevolg van een variatie in hoogte van de strip ontstond een fout in de afstand ter grootte van Al (fig. 6). Fig 5. Golfpatroon door scheve stand van de microscoop. Fig 6. Relatie scheve stand microscoop tn hoogte variatie. 299

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1995 | | pagina 19