Onderzoek naar invloed meetopstelling Controle door NMI NGT GEODESIA Om na te gaan hoe de resultaten afhan kelijk zijn van de meetopstelling en/of de manier van meten, is het volgende onderzocht: meten van beschadigde strepen; stabiliteit meetsysteem: - ligging baak op meetwagen; - opwarmeffecten; - herhalingsmetingen over langere perioden; verschil automatisch meten met op tisch meten; ontregeling meetopstelling: - laser niet waterpas; - baak niet horizontaal; - baak scheef in horizontale vlak; - afstand cilindrische lens tot licht- balkje fout; invloed positie fotodiode; geleidingsfouten (met behulp van het „omkeer "-experiment); verschil meting heen en terug; snelheid van meten. Uit de experimenten bleek dat het een voudig is om negatieve invloeden te be perken tot enkele microns! Zelfs flink beschadigde strepen werden redelijk ge meten (afwijkingen ±10 micron). Wel bleek dat aandacht moet worden be steed aan een goede klemming van de baak op de meetwagen, omdat anders een verschuiving van een paar micron mogelijk is. De optimale snelheid be draagt ongeveer 30 cm/minuut. Sneller 1995-6 afstand verschil graf: in micron 100 0.0 D 200 -0.6 O 300 -0.2 D 400 1.2 O 500 2.1 O 600 2.9 O 700 -0.2 O 800 2.7 O 900 1.6 O 1000 2.0 O 1100 0.9 O 1200 -1.2 0 1300 -2.8 0 1400 1.1 O 1500 -2.5 0 1600 -0.2 D 1700 3.7 O 1800 -3.4 0 1900 1.0 O 2000 1.4 O 2100 1.8 O 2200 -1.3 O 2300 -1.9 0 2400 1.0 O 2500 3.3 O 2600 0.2 0 2700 -0.9 O 2800 -1.0 O 2900 0.9 O Fig. 9. Huidige opstelling. 1. cilindrische lens; 2. pentagoon- prisma; 3. fotodiode. Fig. 10. Verschil resultaat kalibratie NM1 en de Faculteit der Geodesie. kan wel, maar dan moet meer aandacht worden besteed aan de klemming van de baak. Bovendien is de tijdwinst bij sneller kalibreren minimaal (1 a 2 minuten per baak). Het resultaat van al deze experimenten was dat er een groot vertrouwen ontstond in het meetsysteem. Een standaard afwijking onder optimale omstandigheden van 2 micron lijkt heel realistisch (de herhalingsprecisie is overigens veel beter: 0,5 micron). Zelfs een standaardafwijking kleiner dan 1 micron is waarschijnlijk mogelijk indien een laserinter- ferometer wordt gebruikt als lengtestandaard volgens het Abbe-principe. Bij een dergelijke opstelling is de invloed van geleidingsfouten minimaal. Dit is echter zeer kostbaar. Er bestaat geen enkele garantie voor het afwezig zijn van alle systematische fouten. Daarom is extern kalibreren van groot belang. Het Nederlands Meetinstituut (NMI) werd gevraagd de referentiebaak (2,90 m) te kalibreren. Vanwege de vereiste nauwkeurigheid was een aanpassing van hun meetsysteem noodzakelijk. Van de referentiebaak werden met behulp van een microscoop en laserinterferometer de posities van alle decimeterstrepen bepaald. De standaardafwijking van de posities was 1,4 micron 0,1 micron/m. Uit vergelijking met de resultaten van het NMI werd een maximaal verschil gevonden van 3,7 micron (fig, 10). Een resultaat dat tot grote tevredenheid stemt. Overigens werd ook door het NMI geconstateerd dat de breedte van de strepen varieert (tot maximaal 69 micron!). Het gebruik van een CCD-sensor in Zwitserland Onlangs is bekend geworden [7] dat in Zwitserland het eerste kalibratiesysteem is gemaakt met een CCD-sensor. Dat systeem werkt ook volgens de methode van rand detectie waardoor de zgn. „barcode" baken kunnen worden gemeten. De precisie is vergelijkbaar met die van ons meetsysteem. Het meten van een drie meter baak duurt iets langer dan een uur. In een slotopmerking wordt vermeld dat het systeem, in tegenstelling tot het huidige systeem van de TU Delft, problemen heeft met bescha digde en vuile baken. 301

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1995 | | pagina 21