Resultaten vanaf 1992 Slot "995-6 NGT GEO DES IA Vanaf januari 1992 worden baken met behulp van een microscoop handmatig gekalibreerd. Vanaf maart 1994 is het automatische meetsysteem in gebruik. Tot en met december 1994 werden er 173 baken gekalibreerd. Het grootste deel was afkomstig van de MD en de overige van zeven ingenieursbureaus die projecten hadden waarbij de MD een recent certificaat eiste. In tabel 1 is een overzicht gegeven van de kwaliteit van de gekalibreerde baken. De slechtste baak had een maximale afwijking van 425 micron. De beste baak had een maximale afwijking van 5 micron. In september 1994 werden onder andere drie baken gekali breerd, die reeds in februari 1992 waren gekalibreerd (ruim 2,5 jaar eerder). De verschillen waren kleiner dan 10 micron, en dat terwijl in 1992 nog handmatig met een microscoop 1000 1500 SCHAALVERDELING Fig. 11. Kalibratieresultaat van een nieuwe barcodebaak. Omdat met het huidige automati sche systeem flanken worden gemeten kunnen ook strepen met verschillende breedten worden gekalibreerd. Omdat de code van de baak bekend is (de streepbreedte is een veelvoud van 2,025 mm), kan een correctiegrafiek worden gemaakt. Opvallend is de ,,zaagtand"'van ±10 micron. 40 20 0 O -20 -40 1500 1000 500 Fig. 12. Kalibratieresultaat van een yysjabloon baak. Vermoedelijk is een sjabloon van 50 cm gebruikt bij de fabricage. 60 40 20 0 -20 3000 2500 2000 1500 1000 500 SCHAALVERDELING Fig. 13. Kalibratieresidtaat van een nieuwe invarbaak. Opmerkelijk is de bult van ongeveer 30 micron bij 2 meter. Kalibreren is dus ook nodig voor nieuwe baken. werd gemeten. Sedert de invoering van de zogenaamde TU-nummering zijn twintig baken reeds eerder gekali breerd. Slechts bij drie baken was sprake van een verschil groter dan 30 micron (maximaal 100 micron). Dat waren alle houten baken. Twee baken zijn reeds drie keer gekalibreerd. Bij de ene baak was nagenoeg geen verschil, maar bij de andere was er een schaal- verschil van +30 micron. Dit laatste kan een signaal zijn dat de invarstrip geklemd zit. De uitzetting van de in varstrip is dan gelijk aan die van alu minium. Dit kan tot grote fouten lei den. Een schaalcontrole onder praktijk omstandigheden lijkt dan ook zeer wenselijk. Door het kalibreren zijn enkele opmerkelijke baakkarakteristie- ken aan het licht gekomen (fig. 11,12 en 13). Het gevaar van foutenbronnen mag nooit worden onderschat. Hoe hoger de vereiste nauwkeurigheid, des te zorg vuldiger men moet zijn. Het kalibreren van baken is ook geen garantie dat er onder praktijkomstandigheden geen problemen zullen optreden. In feite zou ook onder praktijkomstandigheden een controle op de schaal van de verdeling moeten plaatsvinden. Overigens ge beurde dat al bij de Eerste Nauwkeurig heidswaterpassing van Nederland in 1875 [5]. Verder is gebleken dat bij on geveer 30% van de baken de verdeling meer dan 50 micron afwijkt. Meestal is een schaalcorrectie voldoende nauw keurig, behalve voor baken die met een sjabloon zijn gemaakt. Hoe vaak een baak moet worden gekalibreerd, is moeilijk aan te geven, maar regelmatige kalibraties worden aanbevolen [6]. Echter de beschouwde tijdsperiode en aantallen baken zijn nog te beperkt om een duidelijke uitspraak hierover te kunnen doen. Indien kalibratiegegevens in het huidi ge tempo worden verzameld, kan in de toekomst een analyse worden gemaakt over de kwaliteit van invarbaken in de loop van de tijd. Het huidige kalibratie- systeem is zo eenvoudig van opzet, dat er geen grote problemen voor de toe komst zijn te verwachten. Met het kalibreren van waterpasbaken nemen de precisie en betrouwbaarheid van de waterpasresultaten toe. In welke mate is nu nog niet goed bekend, maar wellicht dat daarover meer te vertellen is na ana lyse van de Vijfde Nauwkeurigheids waterpassing die in 1996 begint. Onder 302

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1995 | | pagina 22