A Hoe nu verder? NGT GEODESIA Het onderzoeks veld heeft geen duidelijke basis; de consequentie is dat de praktijk het onderzoek vaak als hobbyisme beschouwt en niet in staat is haar voordelen met de resultaten van het onderzoek te doen. '995-6 neden gaan en omgekeerd moeten relevante vraagstellingen in omgekeerde richting van beneden naar boven gaan. Het rapport geeft wel aan waar welk fundamenteel onder zoek wordt verricht: dat gebeurt voornamelijk op de uni versiteiten en voor een deel op de nationale (technische) onderzoeksinstellingen zoals TNO en DLO. Voor het strate gisch onderzoek is de situatie minder doorzichtig. Ook hier hebben de universiteiten, met daarbij het ITC en de techno logische instellingen, een rol. De belangrijke geodetische diensten hadden hier in het recente verleden ook een belang rijke rol. Zij fungeerden vaak als technologische trendsetters binnen de geodesie. De moderne bestuurlijke ontwikkeling waarbij deze diensten worden verzelfstandigd en worden gedwongen zich te beperken tot kerntaken (vooral op korte termijn rendabele kerntaken), kunnen er weieens toe leiden dat deze diensten hun belangrijke strategische rol in het onderzoek verliezen. Dat zelfde geldt ook voor een belangrijk deel ten aanzien van het toegepaste onderzoek. Dit is een probleem, te meer vanwege het feit dat het geodetische bedrijfsleven nauwelijks inspanningen op het gebied van onderzoek leveren. Daar beperkt men zich voornamelijk tot technische ontwikkelingen. Deze schets geeft aan dat de verticale structuur van het onderzoek op zijn zachtst gezegd zwak is. Het onderzoeks veld heeft geen duidelijke basis. De consequentie is dat de praktijk het onderzoek vaak als hobbyisme beschouwt en niet in staat is haar voordeel met de resultaten van het onderzoek te doen. Een andere consequentie is dat het voor onderzoekers moeilijk is om hun richting te bepalen. Bij gebrek aan sturing vanuit de praktijk krijgt men de neiging zich sterk te richten op collega onderzoekers, zodat acade mische maatstaven belangrijker worden voor het meten van de kwaliteit van het onderzoek dan de relevantie voor het beroepsveld. De geodetische gemeenschap is nu gedwongen een aantal strategische keuzen te maken hoe de beperkte personele en materiële middelen zo goed mogelijk in te zetten. Deze keuzen betreffen de prioriteiten van richtingen in het onder zoek en de organisatie van het onderzoek. Het moet hier dan wel om een consensus gaan, omdat er geen „nationaal geo detisch directeur" is, die dwingend beleidsbeslissingen kan opleggen aan partijen. De verschillende betrokken partijen in het geodetisch veld zullen bereid moeten zijn gezamenlijk vorm en uitvoering te geven aan zo'n consensus. Het lijkt me dat de Nederlandse Commissie voor Geodesie, vanwege haar status, het aangewezen gremium is om zo'n consensus manifest te maken en de uitvoering te coördineren. Waar moeten de prioriteiten liggen? De geodesie heeft zich in het verleden het duidelijkst als wetenschappelijke discipline geprofileerd op het gebied van de geometrist; daar liggen de belangrijkste wetenschappelijke prestaties. Het is met name de deskundigheid op dit veld, die de geodeet een gewilde partij maakt voor deelname in onder zoekprogramma's met een aardwetenschappelijke compo nent. Voor de dagelijkse geodetische ingenieurspraktijk is de behoefte aan verdere wetenschappelijke ontwikkelingen op dit gebied veel minder manifest. De technologie voor de metrische kant van het landmeterswerk is dermate ver ont wikkeld, dat werknemers op mbo-niveau en niet-landmeet- De wetenschap bedrijvende geodeten kunnen we dan weer onderverdelen in twee hoofdgroepen: diegenen die onderzoek doen dat ertoe leidt dat de wetenschappelijke basis van de geodetisch ingenieur wordt versterkt; de categorie die een geodetisch aan deel levert in onderzoekprogramma's die samen met andere disciplines worden opgezet; dit laatste betreft meestal bijdragen van geodeten aan aardkundig, astronomisch en ocea- nografisch onderzoek. Voor de geodeet als ingenieur zullen we hier het onderscheid van het rapport tussen „geometrist" en „geo-informa- ticus" hanteren. Het idee dat aan de vormgeving van de geodesie ten grond slag ligt, is dat deze twee taaktypen sterk verweven zijn. Er zijn inderdaad wel voorbeelden waar dit het geval is, maar die vormen eerder een uitzonde ring dan een regel; het rapport bevestigt dat ook. Bovendien geven de recente ontwikkelingen in het vakgebied een duidelijke trend in de richting van ver dere scheiding tussen deze taakvelden. Deze scheiding wordt ook versterkt door het verschil in achtergrondkennis en attitude dat voor ieder veld gevraagd wordt. Deze bevinding sluit aan bij de scheiding der geesten zoals we die eer der ook al voor het onderzoek hebben gevonden. Het rapport en ook andere verkenningen stellen duidelijk vast dat het veld dat door de „geodeet als geo- informaticus" gekenmerkt wordt zo'n 80% van de werkende geodeten aan trekt. Dit geeft duidelijk aan wat de relatieve maatschappelijke relevantie van de twee velden is. Verticale samenhang - van fundamenteel naar toegepast onderzoek en terug Wil het onderzoek relevant zijn voor de beroepsuitoefening van de geodeet, dan moeten niet alleen verstandige in houdelijke keuzen worden gemaakt, maar ook de vertaalslag van onder zoeksresultaten naar de praktijk moet worden gerealiseerd. Deze vertaalslag loopt via de koppeling van fundamen teel onderzoek met het strategische en toegepaste onderzoek. Dit laatste moet dan weer afgestemd zijn op de techni sche ontwikkelingen die in de praktijk plaatsvinden. Als het toegepaste en het strategische niveau niet goed worden gestructureerd, dan komt het funda mentele niveau los te staan en kan het dus het spoor bijster raken. Er moet voeding van ideeën van boven naar be- 313

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1995 | | pagina 33