A Basis voor ondernemingsplan? Intuïtief „De" geodesie? Missie 1995-7® NGT GEODESIA Biedt het NGP aanknopingspunten voor de faculteit om een nieuwe strategie voor de toekomst uit te zetten? Kan het de basis zijn voor een ondernemingsplan van de faculteit? Sinds het aantreden van de huidige voorzitter van het College van Bestuur wordt ook aan de TU Delft in bedrijfsorganisato rische termen gedacht. De TU wordt beschouwd als een concern met de faculteiten als werkmaatschappijen waarmee managementcontracten worden gesloten. Naar mijn mening is dat trouwens geen slechte ontwikkeling. Immers, het woord zegt het al, wetenschap wordt bedreven. Naar mijn mening bevat het NGP een aantal minder sterke punten die zijn bruikbaarheid voor een ondernemingsplan voor de faculteit beperken. Ze hebben onder meer betrekking op de beschrijving van het geodetisch vakgebied, op de gefor muleerde missie en op het uitgangspunt van marktgericht denken. Veel van wat in het NGP is geschreven, lijkt meer te zijn gebaseerd op indrukken en intuïtie dan op empirische ge gevens. Juist als je een marktgerichte benadering nastreeft, begeef je je op glad ijs. In dit licht is het ook veelzeggend dat het onderzoek naar de werkkringen van na 1960 afgestudeer de geodeten niet is uitgevoerd in het kader van de opstelling van het NGP, maar als reactie daarop5). Ik vraag mij dan ook af wat de waarde is van de drie marktsectoren6) die in het NGP worden genoemd. De indeling komt nogal gekunsteld over en maakt alles alleen maar vager in plaats van duide lijker. De slotaanbeveling om over te gaan tot de invoering van twee opleidingsvarianten met een gemeenschappelijke basis mag best met enig gezond wantrouwen worden be keken. De indeling voegt zich wel erg makkelijk naar het onderscheid tussen de huidige twee vakgroepen en ademt enerzijds een sfeer van compromis („ieder zijn zin") en anderzijds die van territoriumafbakening („als jij je niet met mij bemoeit, bemoei ik mij niet met jou"). Dat betekent dezelfde patstelling waarin de faculteit al jaren verkeert. De Subcommissie (SC) die het NGP heeft opgesteld, heeft niet geprobeerd een definitie van het geodetisch vakgebied te geven. Wel geeft zij een ruwe omschrijving hoe het vak gebied gewoonlijk wordt aangeduid. Dat de SC het zelfs daar moeilijk mee heeft gehad, blijkt uit het feit dat in een eerdere versie van het NGP een andere omschrijving stond7). Het definiëren van het geodetisch vakgebied is blijkbaar een hachelijke zaak en de SC heeft er verstandig aan gedaan daar van af te zien. De discussie die daaruit voortvloeit, kost veel tijd en heeft nog nooit tot resultaten geleid. Het is zinvoller de grensgebieden van het vakgebied te verkennen, zodat dui delijk wordt wat zeker wel en zeker niet tot het geodetisch vakgebied behoort. In het NGP is dat echter niet gedaan en wordt verder plompverloren gesproken over „de" geodesie. De discussie over de definitie wordt zo wel ontlopen, maar waar we het over hebben, is niet duidelijk. Hierdoor en door de eenzijdige keuze van illustraties in het NGP is bij velen grote twijfel ontstaan over de intenties van het NGP. Tijdens de studiedag is van verschillende kanten gepoogd dit beeld te corrigeren. Mijns inziens was het beter geweest als de SC in het NGP aandacht had gegeven aan het beeld dat buiten staanders en de geodeten zelf hebben van het geodetisch vak- „One paper management" Het Nationaal Geodetisch Plan is een lijvig rapport ge worden met opmerkelijke uitspraken: p. 3 „De inleidende hoofdstukken 1 en 2 worden gevolgd door de hoofdstukken 3 t/m 6". (Opmerking: Het NGP omvat een voorwoord, acht hoofdstukken en twee bijlagen) p. 27„De Nederlandse geodesie vervult, direct of in direct, een belangrijke taak bij de instandhouding of verbetering van de leefomstandigheden op aarde, in Nederland in het bijzonder", p. 33„De geodesie in Nederland heeft haar huidige positie verworven op basis van een kenmerkende combinatie van kennis en vaardigheden", p. 58„De geodetische infrastructuur behoort dienstig te zijn aan de samenleving in het algemeen en aan de geodesie in het bijzonder". Soms zijn de schrijvers wel erg voorzichtig: p. 72 „Om een potentiële dreiging van beëindiging af te wenden gebied. Voorts had de SC de grensge bieden van het geodetisch vakgebied met andere disciplines kunnen beschrij ven. De analyse van deze beschrijvingen had een beeld opgeleverd van de sterk ten en zwakten van de geodetische dis cipline. Bovendien was op onderbouw de wijze duidelijk geworden waar kan sen en waar bedreigingen liggen. Het is tegenwoordig een populaire be zigheid van bedrijven om voor zichzelf een missie te formuleren. In zijn missie verwoordt een bedrijf publiekelijk wat het zelf ziet als zijn maatschappelijke opdracht. Op basis van zijn missie be paalt een bedrijf zijn doelen en zijn stra tegie. Alle activiteiten van zo'n onder neming zijn dan te herleiden tot de ver vulling van de missie. Een bedrijf is moreel aanspreekbaar op zijn missie. Een bedrijf dat bijvoorbeeld in zijn missie heeft staan het milieu zo min mogelijk te vervuilen en in de praktijk een grote vervuiler blijkt, heeft heel wat uit te leggen aan het publiek. Of een or ganisatie die in haar missie heeft staan dat zij tegen zo laag mogelijke maat schappelijke kosten haar publieke dien sten levert, kan erop rekenen dat de buitenwacht haar daaraan zal houden. De SC heeft de bijzondere stap gezet een missie te formuleren voor een vak gebied. Ik begrijp daar de zin niet van. Niemand wordt door deze missie ge bonden en dus is ook niemand aan spreekbaar op de uitvoering daarvan. Wat de SC de nieuwe missie noemt, zou ik liever betitelen als een voorzich- '5 De mysterieuze ziekte in: Anneveld, J. C., R. J. G. A. Kroon en P. A. G. Lohmann, G rensverleggende geodesie. NGT Geo- desia 1994 no. 11, p. 470 - 473. 4) Op deze studiedag werd „geodetisch Nederland" in de gelegenheid gesteld zijn visie op het toe komstig geodetisch onderwijs te geven naar aanleiding van de verwachte ver lenging van de studieduur naar vijfjaar. Zie verslag NGT Geodesia 1994 no. 11, p. 485 -487. 5) Rietdijk, M., F. B. Rosman en H. W. de Wolff, Wie is waarEen onderzoek naar het werk van geodetisch ingenieurs. NGT Geodesia 1995 no. 5, p. 247 - 253. 352

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1995 | | pagina 20