NGT GEODESIA
1995-9
gevolg van de vrijheid die de partners
wilden bewaren in hun keuze tussen
eenvoudige CAD-toepassingen, waar
de attribuutgegevens in het grafisch be
stand mogen zitten, en het opbouwen
van een GIS, waar deze informatie in
een databank opgeslagen zit. Voor elk
voorkomen van een object, volgens de
objectencatalogus, wordt één record in
een ASCII-tabel gevormd. In principe
mag elk voorkomen van een object
slechts éénmaal gekarteerd zijn, zelfs als
het op de rand van een km2 zit. In dat
geval wordt het object verschoven over
enkele centimeters om duidelijk tot één
van beide bestanden te horen. In elk
record van elke tabel is plaats voorzien
voor de X,Y-coördinaten van de erna
komende tekstuele informatie. De posi
tie ervan moet voldoen aan de vereisten
van het typebestek. Deze vereisten zijn
opgesomd bij het bijhorende object in
de objectencatalogus. De velden van
elke tabel zijn gedefinieerd. Voor elk
veld is bepaald wat en hoe de inhoud
moet zijn. Zie bijvoorbeeld in fig. 2 de
structuur van de tabel .BH van de waar
den van „hoogtepunt" (BH03).
Zelfs als in een km2 geen informatie
van een bepaald niet-grafisch object
voorkomt, wordt dat bestand wel ge
creëerd, maar zonder records.
.BP-bestand
De tabel .BP bevat alle objecten van
de groep referentiepunten (BP01 t/m
BP05). In de tabel is de positie van elk
punt in LB72 opgeslagen, de object-
Veldno. Veldnaam Posities Type Betekenis
1
X
01-09
REAL
LB72 coördinaten in m, met 2 decimalen
2
Y
11 -19
REAL
LB72 coördinaten in m, met 2 decimalen
3
Z
21-29
REAL
TAW coördinaat in m, met 2 decimalen
De posities 10 en 20 zijn „dummy"-velden met een blanco-waarde.
Fig. 2.
Voorbeeld ASCII-
tabellen: bet
,,.BH"-bestand
(BH03).
Fig. 3.
Voorbeeld
objectencatalogus:
„brug" (BR03).
laag
object
BR03
brug
nauwkeurigheidIV
volledigheid 100
omschrijving
Gesloten omtrek van een brugdek of viaduct, tussen de
landhoofden.
Alle normaal te karteren objecten, gelegen op of onder een
brug of viaduct, worden gekarteerd.
Binnen de omtrek van een brugdek (laag BR03) worden
de objecten die onder dit brugdek voorkomen evenwel
opgeslagen in een ander lijntype dan het normale, ge
meenschappelijk voor alle objecten.
Alle objecten gelegen op het brugdek blijven in hun
normale lijntype.
Steigers worden gekarteerd als bruggen.
Een duiker wordt niet gekarteerd. Indien er aan het uit
einde een muur boven het maaiveld uitsteekt, wordt deze
gekarteerd met het object „muur" (BF02).
Passerellen langs buizen en verkeersportalen worden niet
gekarteerd.
De omtrek van een brug staat los van enige hiërarchie
tussen objecttypes.
code waaronder hij ressorteert en de eventuele naam van het
punt. Voor de geodetische punten is dat de naam die het
Nationaal Geografisch Instituut eraan heeft gegeven; voor de
punten van het verdichtingsnet is het probleem dat er nog
geen eenduidige naamgeving is bedacht voor de punten van
de verdichtingsnetten die in opdracht van CARDIB over het
hele land worden aangelegd.
.BB-bestand
De tabel .BB bevat alle huisnummers van gekarteerde wonin
gen. Dit komt overeen met het object „identificatie hoofd
gebouw" (BB06) uit de objectencatalogus. Aangezien de
GBKV gebouwen karteert en geen wooneenheden, zijn
meerdere huisnummers voor één gebouw mogelijk en wordt
het laagste en hoogste huisnummer van een gebouw gekar
teerd. De grafische positie van het huisnummer is aan regels
gebonden: de oriëntatie moet de regels van het technisch
tekenen volgen, het punt van de tekst moet binnen de om
trek van het betreffende gebouw staan, dusdanig geposi
tioneerd dat een geordend geheel ontstaat (7 m achter de
voorgevel en in het midden). Deze tabel bevat eveneens de
Belgische Rijksregistercode van de gemeente en de straat
waartoe het gekarteerde gebouw behoort. In deze tabel zitten
dus volledige adressen van elk gebouw. Deze informatie stelt
de partners die dat wensen, in staat koppelingen te maken
met hun klantenbestand.
.BR I-bestand
De tabel BR1 bevat de straatnamen. In principe worden alle
straten met een naam gekarteerd. De vereisten over de plaat
sing van de „straatnaam" (BR11) staan beschreven in de
objectencatalogus. Vanwege de verschillende zienswijzen van
de partners in deze materie, wordt de straatnaam tweemaal
gekarteerd:
in de as van de weg; de positie moet dan dusdanig zijn dat
het punt gelegen is op de „as van de weg" (BR05), waar
door een koppeling tussen het grafisch bestand en de
straten mogelijk wordt;
achter de gevels van de gebouwen, om te voldoen aan de
wens van de nutsbedrijven die deze naam liever niet in de
straat vinden voor hun toepassingen.
Ook hier is de Belgische Rijksregistercode van de straat op
genomen. De schrijfwijze geschiedt conform dit officiële
bestand, wat kan afwijken van de straatnaamborden. Het
aantal voorkomens van dergelijke records is eveneens aan
regels gebonden:
straatnamen van het eerste type moeten één keer voor
komen per straatsegment; een straatsegment eindigt op een
kruispunt, op het einde van de straat, op de rand van een
km2 of op de grens van de opdracht;
straatnamen van het tweede type worden geplaatst waar zij
de leesbaarheid van de kaart ten goede komen.
393